alle werken

126 werken in Donemus catalogus

populaire werken

Syntaxis II : voor symphonieorkest / Ton de Leeuw

Genre: Orkest
Subgenre: Orkest
Bezetting: 3fl fl(pic) 4ob 4cl 4rfg 4h 4trp 4trb tb 3perc hp pf(cel) str

Midare : for marimba, (1972) / Ton de Leeuw

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Slagwerk
Bezetting: mar

Vijf schetsen : hobo, clarinet, fagot, viool, altviool, cello, 1951-'52 / Ton de Leeuw

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Blaas en strijkinstrument(en)
Bezetting: ob cl fg vl vla vc

nieuwste editie

Alceste : Opera / Ton de Leeuw; tekst Ton de Leeuw (naar Euripides)

Genre: Opera, muziektheater
Subgenre: Opera
Bezetting: sopr sopr-m ten bar MK fl 2ob 2cl 2fg 2trp 2trb db perc hp pf

 

componist

Leeuw, Ton de

Nationaliteit: Netherlands
Geboortedatum: 1926-11-16
Sterfdatum: 1996-05-31
Website: Officiële website ; Treasured Composer's Page

Ton de Leeuw (16 november 1926, Rotterdam) ontwikkelt zich tot één van de belangrijkste Nederlandse componisten van de 20ste eeuw. Zijn vroege inspiratiebronnen zijn Béla Bártòk en Willem Pijper. Na zijn staatsexamen piano, muziektheorie en muziekgeschiedenis richt De Leeuw tot in de jaren '50 zijn aandacht op seriële muziek. Aangevuurd door zijn leerjaren bij Olivier Messiaen verdiept De Leeuw zich steeds meer in niet-Westerse muziek en later ook in elektronische muziek. Kenmerkend voor De Leeuws oeuvre is de benadering van oosterse muziekprincipes vanuit een westers perspectief, zonder een imitatie van Aziatische muziek af te leveren. Blokstructuren, herhaalde ritmische en melodische patronen en modaliteit zijn daarbij zijn belangrijkste bouwelementen, toegepast met een duidelijk streven naar evenwicht en harmonie. Vooral de vocale werken zijn representatief voor De Leeuws esthetiek. Behalve componist is De Leeuw docent, muziekregisseur bij de Nederlandse Radio Unie en publicist. Zijn boek 'Muziek van de twintigste eeuw' (Utrecht, Oosthoek) is in muziekkringen een bestseller. Tot zijn bekendste leerlingen behoren Jan Vriend, Jos Kunst, Joep Straesser, Bernard van Beurden, Jacques Bank, Daan Manneke, Tristan Keuris, Guus Janssen, Paul Termos, Chiel Meijering, Margriet Hoenderdos, Alex Manassen en Sinta Wullur.

1942 - 1945

Ton de Leeuw maakt zich met gemak het pianospel eigen, maar het boeit hem niet. Hij begint te componeren. Zes jeugdwerken ontstaan tijdens de oorlog. Béla Bartók is zijn belangrijkste inspiratiebron. Nadat hij bij toeval een Arabische zender op zijn radio ontdekt raakt De Leeuw gefascineerd door de muziek van mensen die in totaal andere termen leven, denken en voelen dan de westerse.

1946

In het jaar dat De Leeuw staatsexamen piano, muziektheorie en muziekgeschiedenis doet schrijft hij een 'Concerto Grosso' voor strijkorkest. Het werk is sterk melodisch geconstrueerd, met polytonale trekjes. "Het is in feite een jeugdwerk; meer geïnspireerd op Hindemith dan op Bartók", aldus De Leeuw. Hij volgt privélessen bij Louis Toebosch, Everhard van Beijnum en Henri Geraedts.

1947 - 1949

De Leeuw volgt compositieles bij Henk Badings en verdiept zich in elektronische muziek. In de jaren '50 leggen zij samen de basis voor het elektronisch componeren, in het Philips Natuurkundig Laboratorium.

1949 - 1950

In Parijs studeert De Leeuw bij Olivier Messiaen orkestratie en niet-westerse muziek. Tevens krijgt hij daar orkestratielessen Thomas de Hartmann en laat hij zich inspireren door de avantgardisten Pierre Schaeffer en René Leibowitz.

1950 - 1954

Ton de Leeuw studeert bij de ethnomusicoloog Jaap Kunst aan de Universiteit van Amsterdam. Van Kunst leert De Leeuw dat oosterse muziek zich niet ontwikkelt, maar is: de essentie daarin is de beleving van het moment, niet de relatie met het voorafgaande en volgende. De Leeuw brengt veel tijd door in de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Hij componeert o.a. de 'Drie Afrikaanse etudes' (1954) voor piano, gebaseerd op Afrikaanse ritmische patronen. De muziek neigt naar modaliteit: de muziek is bevrijd van de harmonische spanning die westerse muziek kenmerkt, met een statisch klankbeeld als resultaat.

1954 - 1959

Ton de Leeuw werkt als muziekregisseur bij de Nederlandse Radio Unie (later de Nederlandse Omroep Stichting). Voor het 'radiofonisch oratorium' Job (1956) ontvangt De Leeuw de Prix d'Italia. Dit werk vertoont nog sporen van westerse expressiviteit. In 1958 ontvangt hij de Prix des Jeunesses Musicales voor zijn 'Strijkkwartet' (1958), een werk waarin hij duidelijk aansluiting zoekt bij de heersende mode van serieel componeren.

1959

In opdracht van de Stichting Vrienden van Het Brabants Orkest componeert De Leeuw 'Brabant', op een gedicht van Harriet Laurey. In dit werk is twaalftoonstechniek op vrije wijze toegepast. De Leeuw wordt hoofddocent compositie en elektronische muziek aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium.

1960

Tijdens het Holland Festival gaat 'Antiphonie' voor blaaskwintet in première, een werk met een ruimtelijke opstelling van de musici en vier elektronische klanksporen.

1961

In opdracht van de Nederlandse regering reist De Leeuw naar India om klassieke Indiase muziek te bestuderen. Het is de eerste van vele muzikale 'ontdekkingsreizen': hij wordt gastdocent in onder Japan, Indonesië, Hong Kong, Australië, Filippijnen, Iran, Sovjet Unie, de Verenigde Staten en vele Europese landen.

1963

De Leeuw ontvangt de Prof. van der Leeuw-prijs voor 'Symphonies of winds', in opdracht van het American Wind Symphony Orchestra. Ook componeert De Leeuw 'Haiku', voor sopraan en piano, en de televisie-opera 'Alceste', een opdracht van het Salzburg Festival dat zowel voor theater als televisie geschikt moet zijn. De Leeuw krijgt het werk niet op tijd af. 'Alceste' is meer een dansdrama dan een opera en heeft niet het experimentele karakter van De Leeuws andere werk, want een massamedium als tv verlangt volgens de componist muziek die voor een breed publiek toegankelijk is. Ton de Leeuw wordt wetenschappelijk hoofdmedewerker voor twintigste-eeuwse muziek aan de Universiteit van Amsterdam.

1964

De eerste druk van het veel gelezen en geprezen boek 'Muziek van de twintigste eeuw' verschijnt (Oosthoek, Utrecht). Het wordt vertaald in het Engels, Duits en Zweeds. Voor de internationale Harpweek in Huize Queekhoven te Breukelen componeert De Leeuw 'The four seasons'.

1965

Première van opera 'De Droom' vindt plaats tijdens het Holland Festival. Na afloop zegt De Leeuw in een interview: "Ik ben tégen de ontwikkeling van de Europese muziek; men is te expressief, te expansief, men is op het agressieve af individualistisch geworden - ik geloof daar niet meer in".

1968 - 1969

In Rotterdam vindt de wereldpremière plaats van 'Haiku II', voor sopraan en orkest, geschreven in opdracht van de Rotterdamse Kunststichting. Zoals bij De Leeuws 'ruimtelijke muziek' het geval is, zitten de instrumentalisten verspreid door de zaal en maakt de zangeres 'promenades', resulterend in voortdurend wisselende klankverhoudingen. Het werk wordt bekroond met de Visser Neerlandia Prijs 1969.

1970

In opdracht van de VARA-televisie, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stichting Gaudeamus, schrijft De Leeuw het televisiespel 'Litany of our time', één van de weinige autobiografisch getinte werken van de componist. Voor 'Lamento Pacis' (1969) ontvangt De Leeuw de Muziekprijs van de stad Amsterdam. Hierin baseert hij zich op Erasmus' geschrift 'Querela Pacis' uit 1517. Diens vlammende oproep tot vrede wordt in de muziek verweven met oosterse spiritualiteit.

1971

Ton de Leeuw wordt directeur van het Amsterdams Conservatorium.

1974 - 1976

De eerste Musicultura bijeenkomst vindt plaats op Queekhoven in Breukelen en is gewijd aan Oost-Azië: China, Japan, Korea en Vietnam. In de daaropvolgende jaren worden Musicultura bijeenkomsten gewijd aan Indonesië, Filippijnen, India en Iran.

1975

De Leeuw voltooit 'Gending' voor gamelan ensemble, een werk waaraan hij naar eigen zeggen vijfentwintig jaar werkte. Gamelanmuziek schreef hij al in de jaren '50, maar "het assimileren van deze muziek kost tijd", aldus De Leeuw. "Een gamelan is een organisme, bijna een levend wezen. (…) 'Gending' eerbiedigt dat instrumentale organisme, maar zonder te leunen op traditionele Javaanse denkwijzen".

1980

Ton de Leeuw introduceert in zijn muziek het begrip 'verwijde modaliteit'. Dit is een hedendaagse uitbouw van eeuwenoude modale praktijken uit bijvoorbeeld India, Arabië, Indonesië. De muziek wordt hierin bepaald door een complex bouwsel van zowel muzikale als buitenmuzikale (ethische, filosofische, symbolische) gegevens. Deze aspecten zijn terug te vinden in een toonpatroon, het 'model', dat ten grondslag ligt aan iedere compositie. Door bijvoorbeeld een constante herhaling van het 'model' krijgt de muziek een cyclisch karakter, steeds evoluerend uit en terugkerend tot de basis.

1981 - 1982

De Leeuw is gastdocent aan de University of California, Berkeley. In opdracht van Groupe de Recherches Musicale (Parijs) schrijft De Leeuw de elektronische compositie 'Clair obscur' (1982). De titel verwijst naar Rembrandt. Het spel van licht en schaduw heeft betrekking op de klankmassa's die zich langzaam transformeren. Voor het koorwerk 'Car nos vignes sont en fleur' ontvangt De Leeuw de Matthijs Vermeulen Prijs. De tekst is ontleend aan het Hooglied, de muziek wordt gekenmerkt door 'verwijde modaliteit': toonreeksen, ritmische en melodische formules, een strikte, cyclische tijdsstructuur, die de materiële en ideële eenheid van het geheel benadrukt vanuit een sterk symbolisch/ethische achtergrond.

1983

Voor zijn gehele oeuvre ontvangt Ton de Leeuw de Johan Wagenaar Prijs. Hij beëindigt zijn werk als wetenschappelijk hoofdmedewerker 20ste-eeuwse muziek aan de Universiteit van Amsterdam.

1984

In opdracht van Radio France schrijft De Leeuw voor de vocale groep 'A sei voci' 'Chimères'. Het werk is gebaseerd op drie gedichten van Gérard de Nerval. De Leeuw zegt hierover: "De sublieme dichtkunst heeft mij gefrappeerd door de zeldzame combinatie van een zeer persoonlijk en hermetisch taalgebruik en een vrijwel perfecte harmonie en schijnbare eenvoud".

1985

De Leeuw componeert 'Les chants de Kabir'. Hij speelt met dit stuk nog meer in op de mogelijkheden van de zangers van 'A sei voci' dan bij 'Chimères'. De teksten, ontleend aan gedichten van de 15e-eeuwse Indiase mysticus Kabir, geven de kern van Indiase spiritualiteit weer: gevoel voor eenheid met het goddelijke, en de overtuiging dat de weg hiertoe in de mens zelf besloten ligt. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de innerlijke concentratie van de zangers. "Muziek heeft niet alleen een esthetische betekenis (mooi of lelijk) , maar heeft een morele inhoud, in de zin van: geestelijk verrijkend of geestelijk armoedig", zo stelt De Leeuw. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Koninklijk Concertgebouworkest schrijft hij het orkestwerk 'Résonances'.

1986

Ton de Leeuw neemt afscheid van het Conservatorium van Amsterdam en vertrekt naar Frankrijk, waar hij afwisselend in Parijs en op het platteland woont.

1987

Voor de celliste Monique Bartels schrijft De Leeuw 'Apparences I'. In het hetzelfde jaar verschijnt in opdracht van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst 'Apparences II' voor klarinetkwartet.

1989

Voor Sjef Douwes, in opdracht van de NOS, componeert De Leeuw 'Hommage á Henri', een werk dat duidelijk aan zijn vroegere lessen bij Messiaen herinnert.

1990

Ter gelegenheid van het 30-jarige bestaan van de VARA-Matinee schrijft De Leeuw in opdracht van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst 'Danses sacrées'. De dansen in dit pianoconcert zijn echter geen echte dansen. "Dans, beweging en muziek weerspiegelen op menselijk niveau de onophoudelijk stroom van de bewegende materie in ons universum. Ze zijn als het ware een gestileerde weergave daarvan. Als men deze eenheid ervaart, krijgen dans en muziek een sacraal karakter. Vandaar de titel", aldus De Leeuw.

1992

De opera 'Antigone' (1991) gaat in première. Hierin zet De Leeuw niet de subjectiviteit van de afzonderlijke individuen centraal, maar hun algemene, door iedereen gedeelde menselijke conditie, zonder gewicht te leggen op dramatische ontwikkeling of psychologische processen. Voor het 20-jarig jubileum van het vocaal ensemble Studium Chorale schrijft De Leeuw het koorwerk 'A cette heure du jour', gebaseerd op een oud-Sumerische tekst in de Franse vertaling van Philippe Selk. Volgens De Leeuw: "een adembenemende verslag van een koninklijke schrijver uit Sumerië die, tegen een achtergrond van oorlogsgeweld, zijn liefde voor een priesteres verwoordt".

1993

Een cd met kamermuziekwerken van Ton de Leeuw ('Les adieux', 'Hommage à Henri' en 'Trio') wordt onderscheiden met de Edison Klassiek.

1996

Ton de Leeuw overlijdt op 31 mei in zijn woonplaats Parijs.

1997

Postuum ontvangt Ton de Leeuw de Matthijs Vermeulen Prijs voor zijn laatste compositie '3 Shakespeare Songs' (1995) voor mezzosopraan en ensemble, een opdracht van het Holland Festival.

2001

De cd 'Choral Works' ('Prière', 'A cette heure du jour', 'Cloudy forms', 'Car nos vignes sont en fleur' en 'Transparance') krijgt een Edison Klassiek.

2011

Ter gelegenheid van de 85ste verjaardag van Ton de Leeuw in november vindt in Breda en Tilburg het 'Ton de Leeuw in Breda' festival plaats. Op het festival staan de werken centraal die Ton de Leeuw tussen 1942 en 1949 gecomponeerd heeft tijdens zijn verblijf in Breda.