alle werken

1 werk in Donemus catalogus

populaire werken

Lamento pacis III : for choir and instruments on texts of Erasmus / Ton de Leeuw

Genre: Vocaal
Subgenre: Gemengd koor en instrumenten; Gemengd koor
Bezetting: 4sopr 4alt 4ten 4bas (picc vla ad lib.)

nieuwste editie

Lamento pacis III : for choir and instruments on texts of Erasmus / Ton de Leeuw

Genre: Vocaal
Subgenre: Gemengd koor en instrumenten; Gemengd koor
Bezetting: 4sopr 4alt 4ten 4bas (picc vla ad lib.)

 

componist

Ockeghem, Johannes

Nationaliteit: France
Geboortedatum: 1420-01-01
Sterfdatum: 1497-02-16

Johannes Ockeghem, afkomstig uit het Frans sprekende deel van de Lage Landen, is één van de belangrijkste componisten uit de vijftiende eeuw, vooral door zijn invloed op de muziek van de vroege Renaissance. Ockeghem schrijft polyfone missen, motetten en chansons in uiteenlopende stijlen. Tijdens zijn leven en de eerste periode daarna wordt Ockeghem veel geprezen als componist en zanger. Meer dan veertig jaar is hij in dienst van het Franse hof, onder meer als schatbewaarder van de koninklijke abdij Saint-Martin in Tours. Zijn tijdgenoot Johannes Tinctoris wijdt een boek aan Ockeghems uitzonderlijke beheersing van het contrapunt als compositietechniek. Ockeghem moet een ongewoon lage zangstem hebben gehad. In zijn composities heeft hij het toonsysteem uitgebreid met een laag basregister (C-F). Hierdoor ontstaat de mogelijkheid elke stem een eigen, gelijkwaardige plaats in de zangruimte te geven. Ockeghem versterkt deze gelijkwaardigheid door de bas, anders dan destijds gebruikelijk, in eenzelfde tempo en ritme te laten zingen als de overige stemmen. In de jaren '60 van de twintigste eeuw krijgt Ockeghems muziek hernieuwde aandacht van diverse componisten en theoretici.

1420

Johannes Ockeghem (Okeghem, Hocquegam, Okegus) is rond dit jaar geboren waarschijnlijk in Saint-Ghislain bij Bergen (Mons) in het huidige België. Zijn familie is mogelijk afkomstig uit het vijfentwintig kilometer noordelijker gelegen Okegem, waar Vlaams gesproken wordt. Aangenomen wordt dat hij zijn muzikale opleiding heeft gehad in de kloosterkerk van Saint-Germain in Mons.

1443 - 1444

Ockeghem behoort tot de vicaires-chanteurs in de Onze Lieve Vrouwe kerk in Antwerpen. Dit geeft aan dat hij toen een volwassen, volledig opgeleide musicus was.

1446 - 1448

Een financieel verslag vermeldt Johannes Ockeghem als eerste van de zeven zangers in de hofkapel van Karel I, hertog van Bourbon, te Moulins.

1452 - 1460

Ockeghem is vanaf oktober zanger in de koninklijke hofkapel van Karel VII in Tours met de titel chapelain. In januari 1454 wordt hij benoemd tot premier chapelain, een titel die niet eerder bekend is. In maart wordt hij tevens benoemd tot kanunnik. Hij verdient jaarlijks 180 Tourse ponden en krijgt daarbovenop geregeld extra betalingen zoals in november 1458 voor zijn bijdrage aan een Te Deum in het slot Vendôme bij de viering van de benoeming van kardinaal Piccolomini tot paus Pius II. In 1459 biedt Ockeghem de koning een rijk versierd chanson aan, wat beloond wordt met 44 pond. De grootste beloning is echter zijn benoeming tot het hoge en zeer goed betaalde ambt van schatbewaarder van de abdij Saint-Martin in Tours. Bij het overlijden van zijn streek- en vakgenoot Gilles Binchois in 1460 schrijft Ockeghem de ballade 'Mort, tu as navré de ton dart'. Het schrijven van een muzikaal eerbewijs aan een overleden vakgenoot wordt een voorbeeld voor vele componisten na hem. Samen met de uit Brugge afkomstige musicus Antoine Busnoys schrijft Ockeghem enkele chansons. In zijn motet 'In hydraulis' eert Busnoys Ockeghem in ongewoon heftige bewoordingen. Het gecompliceerde canonische motet 'Ut heremita solus' is mogelijk Ockeghems antwoord.

1461 - 1483

Na de dood van Karel VII in 1461 behoudt Ockeghem zijn functies. Bij de nieuwe koning, Louis XI, lijkt hij zelfs nog meer in de gunst te staan. Hij ontmoet Guillaume Dufay in diens geboortestad Cambrai (Kortrijk) in 1462 en in 1464, de laatste keer reizende met het koninklijke hof. In 1463 wordt Ockeghem tevens benoemd tot kanunnik in de Notre Dame in Parijs, een titulaire functie die hij in 1470 inruilt voor de titel van kapelaan in de kloosterkerk Saint-Benoît. In deze periode bezoekt Ockeghem, misschien zelfs twee keer, Spanje met diplomatieke missies naar het Castilliaanse hof. In 1472 wordt hij met pauselijke dispensatie priester gewijd. Het zijn de jaren waarin Ockeghems reputatie zijn hoogtepunt bereikt. Dichters, musici en schoolmeesters roemen zijn zangstem en zijn composities worden her en der gekopieerd.

1483 - 1496

Na de dood van Louis XI is er over het leven van Ockeghem minder bekend. Wel staat vast dat hij in 1484 Brugge en Damme bezoekt, mogelijk in een diplomatieke missie, maar wellicht ook om Antoine Busnoys te bezoeken die in Brugge benoemd is tot maître de chapelle van de Sint-Salvatorskerk. In 1488 stelt Ockeghem zijn testament op, waarbij hij al zijn eigendommen en revenuen vermaakt aan het kapittel van de abdij Saint-Martin.

1497 - 1600

Johannes Ockeghem overlijdt op 6 februari 1497 in Tours. Verscheidene componisten en dichters eren hem na zijn dood met klaagliederen. Josquin des Prez zet Jean Molinets 'Déploration de Johannes Ockeghem', getiteld 'Nymphes des bois', op muziek. Erasmus schrijft een necrologie, 'Ergone conticuit, In Johannem Okegi, musicorum principem', die later door Johannes Lupi wordt getoonzet. Nog belangrijker is dat talrijke composities in de vijftiende en zestiende eeuw gebaseerd zijn op Ockeghems muziek, in het bijzonder zijn chansons, zoals 'Au travail suis', 'D'ung aultre amer', 'Ma bouche rit' en 'Malheur me bat'. In Nederland heeft met name Jacob Obrecht in zijn missen voortgebouwd op het werk van Johannes Ockeghem.