alle werken

88 werken in Donemus catalogus

populaire werken

Partita argentea / Herman Strategier

Genre: Vocaal
Subgenre: Zangstem en instrument(en); Vocaal ensemble (2-12) en instrument(en)
Bezetting: medium (1 or more voices) fl fl/ob pf4h vl vc

Suite : voor piano à quatre mains, 1945 / Herman Strategier

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Piano 4 handen
Bezetting: pf4h

Partita in modi antichi : orchestra, 1954 / Herman Strategier

Genre: Orkest
Subgenre: Orkest
Bezetting: 2fl 2ob 2cl 2fg 2h 2trp timp perc str

nieuwste editie

Concert : voor dwarsfluit en orkest / Herman Strategier

Genre: Orkest
Subgenre: Fluit en orkest
Bezetting: fl-solo ob cl fg 2h timp perc hp str

 

componist

Strategier, Herman

Nationaliteit: Netherlands
Geboortedatum: 1912-08-10
Sterfdatum: 1988-10-26
Website: Treasured Composer's Page

Herman Strategier wordt op 10 augustus 1912 in Arnhem geboren. Zijn vader is
manufacturier en daarnaast als organist verbonden aan de St.-Walburgiskerk
alsmede recensent bij een van de plaatselijke dagbladen. Bijna automatisch
betekent dit voor de zoon na verloop van tijd het verrichten van hand- en
spandiensten bij het orgel: blaadjes omslaan en registreren. Zo leert hij het
instrument al vroeg goed kennen.
Nadat Strategier op 16-jarige leeftijd zijn HBS-diploma heeft gehaald meldt hij zich aan bij de R.K. Kerkmuziekschool in Utrecht, een internaat dat enkele jaren eerder door Dr. Caecilianus Huijgens is opgericht. Op dit instituut, waar hij onder meer orgellessen volgt bij Hendrik Andriessen en theorielessen bij Johan Winnubst, heerst een streng regime en worden aan de studenten hoge eisen gesteld. ‘Een instelling dus, die over het algemeen te idealistisch gedacht was. Maar als men wilde, kon men op de kerkmuziekschool ontzaglijk veel opsteken. Het nogal straffe rooster van het internaatsleven bood in ieder geval zo goed als geen afleiding. (…)
Maar zonder twijfel spoorde het systeem aan tot hard werken’ zal Strategier later zeggen. In 1932 sloot hij aldaar zijn studie af.
Na een verblijf van drie jaar in Nijmegen waar Strategier aan de St.-Annakerk werkzaam is volgt in 1935 een aanstelling als dirigent-organist aan de St.-Walburgiskerk in zijn geboorteplaats waar hij zijn vader opvolgt, die kort ervoor is overleden. In deze kerk bouwt hij een nieuw repertoire op en leidt onder meer een uitvoering van de beroemde Missa in die festo van Diepenbrock. Hoewel hij reeds leraar muziektheorie is aan de Arnhemse muziekschool, acht hij het als aanstaand componist belangrijk zich nog verder te bekwamen. Bij wie kan hij beter zijn licht opsteken dan bij zijn vroegere leraar Hendrik Andriessen? Vier jaar lang volgt Strategier diens vormleer- en instrumentatielessen, die voor de ontwikkeling van zijn creatieve geest van het grootste belang blijken te zijn.
In 1940 leert Strategier Jan Mul kennen en even later Albert de Klerk, beiden evenals hij sterk door Andriessen bezielde organisten en componisten, beiden eveneens werkzaam als kerkmusicus. Hun leven lang zullen ze bevriend blijven. Samen met muziek-calligrafe Annie Bank richten ze in de oorlogsjaren een clandestiene uitgeverij op waar iedereen die belangstelling heeft liturgische muziek en orgelmuziek kan bestellen. In dezelfde tijd neemt hij gedurende enkele maanden de honneurs waar als orgeldocent aan de kerkmuziekschool wanneer Andriessen door de Duitsers wordt gegijzeld en naar Sint Michielsgestel wordt overgebracht.
De aanval op Arnhem in september 1944 dwingt Strategier met zijn jonge gezin de stad te verlaten. Terwijl de St.-Walburgiskerk aan de vlammen ten prooi valt vindt hij uiteindelijk onderdak bij zijn vriend Jan Mul in Haarlem, over wie hij later zal zeggen dat men ‘zijn gulle gastvrijheid ook in zijn muziek kan terugvinden.’
Na de oorlog is Strategier gedurende enkele jaren dirigent-organist van de Jozefkerk in Zeist. Hij wordt tevens docent muziektheorie aan de Kerkmuziekschool en aan de conservatoria van Rotterdam en Utrecht.
In 1949 verwerft Strategier zich een belangrijk post, het organistschap van de kathedrale kerk St. Catharina in Utrecht. Hij volgt Hendrik Andriessen op, die al vanaf 1934 aan de kerk is verbonden maar Utrecht nu zal verlaten. Strategier krijgt er de beschikking over een fraai Maarschalkerweerd-orgel, dat tien jaar eerder op voorstel van Andriessen van een tweeklaviers instrument tot een orgel met drie manualen is omgevormd; hij zal dit orgel tot 1963 bespelen. De traditie van de orgelimprovisaties, waarom Andriessen befaamd is, wordt met
de komst van Strategier voortgezet. Wouter Paap schrijft: ‘ Zijn spel was minder gericht op een monumentale samenvatting dan wel op een meditatieve weerspiegeling van de gedachten, welke in de liturgie van de zondag worden overwogen. Hierin openbaarde zich een creatieve persoonlijkheid met een geheel eigen, ingekeerd, maar waakzaam en diep medelevend karakter.’
In Strategiers muzikale activiteiten doen zich tussen 1949 en 1959 geen grote wijzigingen voor. De eerste uitvoering begin 1959 van zijn Rembrandtcantate voor solisten, koor en orkest, in opdracht van de gemeente Leiden geschreven bij gelegenheid van de 290ste sterfdag van Rembrandt van Rijn, brengt daarin echter verandering. Na een grootse première door de verzamelde koren van de stad en het Utrechts Stedelijk Orkest onder leiding van de componist vraagt het Nederlands Madrigaal Koor in Leiden hem vaste dirigent te worden. Het wordt het begin van een reeks prachtige jaren, die tot 1973 zal duren. Met dit semi-professionele ensemble boekt Strategier veel successen, onder meer werkt hij in 1968 tijdens het Holland Festival samen met Bruno Maderna. Op zijn programma’s staan werken van Palestrina, Sweelinck, Diepenbrock, Poulenc en vele anderen, maar ook eigen composities. Eind 1963 klinkt, wederom met medewerking van het Utrechts Stedelijk Orkest, kort na de moord op de Amerikaanse president Kennedy, het Requiem van Duruflé tijdens een herdenkingsconcert, dat door de Amerikaanse ambassadeur wordt bijgewoond. Ook Strategiers eigen Requiem in memoriam matris et fratris uit 1961 wordt verscheidene keren uitgevoerd, onder meer bij Dodenherdenkingen in
Leiden en Utrecht.
Naast bovengenoemde werkzaamheden was Strategier jaren lang docent muziektheorieaan enkele vakinstituten, met name aan de R.K. Kerkmuziekschool, waar hij vroeger zelf zijn opleiding had genoten, aan het conservatorium van Utrecht en het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit van Utrecht. Hij was geen theoreticus pur-sang, maar iemand die de theorie vanuit de praktijk als geen ander kende en zijn grote kennis op
een speelse, enthousiasmerende manier op zijn studenten wist over te dragen. De studenten werden door zijn sterk intuïtieve werkwijze in hoge mate geïnspireerd en met velen van hen onderhield hij zijn leven lang contacten. In 1977 beëindigde Strategier zijn muziekpedagogische arbeid.
Hoewel hij na zijn werkzaamheden aan de kathedraal in Utrecht geen vaste organistenbaan meer heeft , speelt hij nog regelmatig in een kleine kerk in Zeist waar hij na zijn Utrechtse periode weer woont. Ook na zijn verhuizing naar Doorwerth is hij niet meer officieel als actief kerkmusicus werkzaam, maar zijn nauwe contacten met de trappistenabdij in Zundert, waarvoor hij vanaf 1980 veel componeert en waar hij menig kerkdienst begeleidt, vormen voor hem een bron van vreugde waar hij zeer dankbaar voor is. Daarnaast vindt hij de
gelegenheid om in opdracht nog enkele grote werken te schrijven. Op 26 oktober 1988 overlijdt Herman Strategier na een ongeneeslijke ziekte in zijn slaap.
Gedurende een groot aantal jaren heeft Strategier in het Nederlandse muziekleven een vooraanstaande positie ingenomen, als kerkmusicus, als componist, als docent en als rijksgecommitteerde bij talloze muziekexamens. Tweemaal wordt hij wegens zijn grote verdiensten onderscheiden, in 1968 als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, in 1973 als Ridder in de Orde van St. Gregorius de Grote.
Het oeuvre Strategier componeerde dagelijks. Wie zijn oeuvrelijst overziet wordt getroffen door de grote veelzijdigheid: er zijn zo’n 400 werken voor de meest uiteenlopende bezettingen en genres, veelal in opdracht geschreven. Als componist werd hij, evenals zijn vrienden Jan Mul en Albert de Klerk, allereerst sterk beïnvloed door de monumentale stijl van Hendrik Andriessen, die in de katholieke kerkmuziek een krachtig tegengeluid had laten horen tegenover de hier te lande nog sterk heersende stijl van het neo-Palestrijnse caecilianisme en het laat-romantische Duitse idioom. Daarnaast vertoont de muziek van deze drie jonge componisten in de melodievorming en vele modale wendingen volop de invloed van het gregoriaans, terwijl dank zij hun vertrouwdheid met renaissance- en barokmuziek hun meerstemmigheid rijkelijk is voorzien van polyfone technieken zoals de motetstijl en canons. Tenslotte zijn ze allen sterk geïnspireerd door de muziek van componisten als Fauré, Debussy en Ravel. Bij
Strategier, die een grote bewondering voor Fauré had en diens werken veelvuldig speelde, leiden deze invloeden uiteindelijk tot een speelse, makkelijk toegankelijke muziek, een doorzichtig lijnenspel met een soepele stemvoering vanwaaruit als vanzelfsprekend een fijnzinnige harmoniek ontstaat.

KERKMUZIEK
Strategier was in de allereerste plaats rooms-katholiek kerkmusicus. Vanaf zijn studiejaren tot aan zijn vertrek uit de Utrechtse kathedraal in 1963 was hij zeer intensief bij de kerkmuziek betrokken, als organist, als dirigent, als componist. De omschakeling van de Latijnse liturgie naar de Nederlandse liturgie halverwege de jaren ’60 werd door hem niet met veel enthousiasme ontvangen, om het in zijn eigen woorden te zeggen: “het gregoriaans wordt van tafel geveegd terwijl er een liedjes-cultuur voor in de plaats komt.” Maar zonder zijn kerkmuzikale basis te verloochenen voelde hij zich geleidelijk steeds beter thuis in de vernieuwde liturgie en de daarmee verbonden nieuwe opvattingen omtrent functionaliteit en rolverdeling, die na Vaticanum II zo sterk afweken van wat hij tot dan toe gepraktiseerd had. Ook raakte hij steeds meer vertrouwd met het Nederlands als kerktaal met alle consequenties die deze taal had voor de verhouding woord-toon en de daarbij behorende melodievorming. Strategier gebruikte geestelijke teksten van een groot aantal Nederlandse dichters: onder anderen Gabriël Smit, Guillaume van der Graft, Michel van der Plas, Gerard Wijdeveld en Jacques Schreurs, ook zette hij regelmatig teksten van Guido Gezelle op muziek en in Zundert tenslotte was het vooral de psalmvertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, die voor hem een bron van inspiratie was.
Strategiers oeuvrelijst bevat een groot aantal meerstemmige Latijnse en Nederlandse missen en motetten, een- of meerstemmige psalmbewerkingen, geestelijke liederen en andere religieuze composities, zowel a cappella als met orgel- of pianobegeleiding of met andere instrumentale combinaties. Dikwijls zijn de werken in opdracht geschreven. Hoogtepunten zijn de Cantica pro tempore natali, de zogenaamde ‘O-antifonen’, voor gemengd koor a cappella uit 1953, vervolgens de Missa Cathedralis voor achtstemmig koor en orgel, die in 1961 in de Utrechtse kathedraal in première ging, of de bovenvermelde uitvoering van het Requiem in memoriam matris et fratris (1961). In het bijzonder moet worden genoemd de Missa Trium Puerorum (1942), de ‘mis van de drie jongelingen’ Albert de Klerk, Herman Strategier en Jan Mul, die zij hun geestelijke vader Hendrik Andriessen bij zijn vijftigste verjaardag aanboden; Strategier componeerde het Gloria. In 1972 ontstond ter nagedachtenis aan Jan Mul het werk Mors Responsura, in memoriam fratris spiritualis Jan Mul (1972) voor sopraan, alt, vierstemmig gemengd koor en orkest En tenslotte nemen de vele fijnzinnige eenstemmige gezangen met orgelbegeleiding, die Strategier vanaf 1980 voor de abdij van Zundert componeerde, een bijzondere plaats in.

WERELDLIJKE MUZIEK
Niet alleen uit de kerkmuziek, ook uit de tientallen liederen en koorwerken op wereldlijke teksten blijkt Strategiers directe binding met de muziekpraktijk, veel werken zijn in opdracht ontstaan of bedoeld voor de amateuristische muziekbeoefening. Opnieuw kiest Strategier zijn teksten zorgvuldig uit, grote schrijvers als Henric van Veldeken, Joost van den Vondel, Jacob Revius of recenter Jan Campert of Anton van Duinkerken zien we langskomen, soms zijn de werken gebaseerd op andere historische bronnen zoals de Rembrandtcantate (1956) of Aula novis gaudet (1988); daarnaast heeft Strategier een sterke voorkeur voor lichtvoetige teksten als die van De Schoolmeester, Daan Zonderland of Cees Buddingh. Belangrijke werken zijn de veel gezongen Trois Chansons voor gemengd koor a cappella, het grote oratorium Koning Swentibold voor declamatie, solisten, gemengd koor, eenstemmig kinderkoor en orkest op tekst van Jacques Schreurs, gecomponeerd in 1948 in opdracht van de KRO en het gemeentebestuur van Maastricht ter gelegenheid van het gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Eveneens moet worden genoemd de Arnhemse Psalm voor solisten, declamatie, vierstemmig gemengd koor en orkest op tekst van Jan Engelman uit 1955, die Strategier tien jaar na de Slag om Arnhem in opdracht van de gemeente Arnhem componeerde en waarvan hij de eerste uitvoering leidde, en Zoo Buddingh zoo voor bariton, gemengd koor en orkest op tekst van Cees Buddingh uit 1970.
Opvallend vaak maakte Strategier meerstemmige bewerkingen van zowel Nederlandse, Franse, Engelse als Italiaanse volksliederen. Veelal gaat het opnieuw om lichtvoetige geestige werkjes, we herkennen de rasechte muzikant die Strategier was. In dat kader passen ook de vele bewerkingen voor zangstem en piano die Strategier samen met Albert de Klerk en Jan Mul schreef, in 1946 uitgegeven onder de titel Ons Volkslied. Eveneens moeten de vele kerstliedbewerkingen worden genoemd.

ORGELWERKEN
Hoewel Strategier orgel studeerde heeft hij nooit een uitgebreide concertpraktijk gehad of geambieerd. Hij achtte het belangrijker als organist of dirigent in een kerk te functioneren, hij voelde zich veeleer kerkmusicus dan concerterend organist. Maar dat betekent niet dat hij de Nederlandse orgelliteratuur niet ruim heeft voorzien van orgelcomposities. Integendeel, voor elk is wat wils, van eenvoudige werken voor de beginnende student tot veeleisende werken voor de orgelvirtuoos.
In 1935 ontstonden de fijnzinnige Eerste Passacaglia en een grillige Toccata, in 1936 een tintelende Triosonate. Het eerste orgelwerk waarmee Strategier naar buiten trad was zijn Preludium, Intermezzo en Thema met variaties uit 1937. In een heldere enigszins modale taal zet Strategier een hechte driedelige compositie neer waarin als derde deel een variatiereeks optreedt, heel karakteristiek voor het oeuvre van Strategier, hij schreef er vele, voor orgel, voor piano, voor kamermuziekbezettingen of voor orkest. In dit orgelwerk maar vooral in de Tweede Passacaglia uit 1939 klinkt duidelijk de invloed door van Hendrik Andriessen, men krijgt de indruk dat Strategier nog zoekende is naar de grote greep op het geheel, naar de balans tussen variatie en eenheid.
In de niet zo veel gespeelde Chaconne uit 1955 echter is een gerijpt componist aan het woord, die zelfbewust het chaconnethema varieert, het omkeert of omspeelt, het in een andere maatsoort of toonsoort zet, en alles vol overtuiging leidt naar een grote slotapotheose. De Thirty short Inventions, in 1962 in Amerika gepubliceerd, vormen stuk voor stuk briljanten, die men blijvend wil koesteren. Stille meditaties, feestelijke intonaties, melancholieke elegieën, opgewekte speelstukken – men vindt ze in deze bundel alle.
In 1975 componeerde Strategier zijn grootste orgelwerk, de driedelige Voluntary for a cathedral organ. Dit veeleisende stuk vormt een synthese van Strategiers orgeloeuvre, we vinden alle bovengenoemde elementen ruimschoots terug, maar de muzikale taal is, hoewel onmiskenbaar Strategier, geavanceerder, prikkelender.

PIANOWERKEN
Strategier speelde veel piano en componeerde graag voor het instrument. Tussen 1930, het jaar van zijn eerste pianowerkje. en 1988 ontstond met een grote regelmaat een reeks werken, waarin net als bij zijn orgelwerken amateurs en beroepspianisten in gelijke mate aan hun trekken komen. In de vroege jaren schreef hij drie suites, respectievelijk in 1933, 1937 en 1945. De Suite uit 1945 voor quatre mains, is geschreven in het laatste jaar van de oorlog toen Strategier zich te Haarlem bevond, de onderscheiden delen zijn opgedragen aan vrienden die hem in het laatste oorlogsjaar geholpen hebben door de moeilijke periode na zijn vlucht uit Arnhem heen te komen. Later bewerkte Strategier het werk voor orkest, zoals hij met meer werken uit zijn beginperiode als componist deed.
Opnieuw komt Strategiers voorkeur voor variatiereeksen naar voren in Tema con variazioni voor vierhandig piano (1952), in variaties die hij in opdracht van de VARA schreef over enkele sinterklaasliedjes, in Tema con variazioni per la mano sinistra (1959), een bijzondere reeks die werd opgedragen aan de pianist Cor de Groot die wegens een blessure gedurende geruime tijd zijn rechterhand niet kon gebruiken. Tot de meest geslaagde werken in Strategiers oeuvre behoren de Zes Etuden (1974) en Zes Preludes (1986). Als curiosum mag nog worden genoemd de Variaties over ‘Altijd is kortjakje ziek’ voor zeshandig piano (z.j.).
Alle pianocomposities worden gekenmerkt door een groot gevoel voor klankkleur en door fraaie melodische lijnen, nu eens weet Strategier met weinig middelen een grote diepgang te bereiken, dan weer zijn de werken luchtig en humoristisch, en altijd is er een niet aflatend musiceerplezier.

KAMERMUZIEK
Voor veel verschillende bezettingen heeft Strategier werken geschreven. Hij kende nauwelijks beperkingen, allerlei instrumentencombinaties komen voor, van sonates voor soloinstrumenten met piano tot accordeonstukken, van koperensembles en harpsolo’s tot blokfluit- of gitaarduetten. Vaak ontving Strategier uiteenlopende opdrachten en was er een directe link met de amateuristische muziekbeoefening waarvoor hij zich nooit te goed voelde. Precies zoals bij zijn orgel- en pianowerken gaat het dikwijls om smaakvolle werken van bescheiden omvang, die hij ook als zodanig aanduidde: Vier muziekjes voor viool en piano (1937), Kleine suite voor twee sopraanblokfluiten (1957), Partita piccola voor twee sopraanblokfluiten en een altblokfluit (1960), Suite miniature voor fluit, viool, altviool, cello en piano (1964), Klein trio voor viool, cello en piano (1974) of Drie miniaturen voor fluit (1985). Strategier is gewoonlijk niet de componist van het grote gebaar maar eerder van fijnzinnig geconcipieerde miniaturen, hij schreef, zoals Bernard Kahmann het uitdrukte, muziek om mensen gelukkig te maken, ‘musique pour faire plaisir’ zoals een van zijn orkestwerken is getiteld. Speciaal moeten nog worden genoemd de Sonata da Camera voor fluit, hobo (Engelse hoorn), viool, altviool, cello en piano (1978) die Strategier bij de 85ste verjaardag van Hendrik Andriessen schreef voor het Gemini-ensemble, en de Five pieces voor harp uit 1986, opgedragen aan zijn kleindochter Godelieve Schrama.

ORKESTMUZIEK
Reeds vroeg voelde Strategier zich aangetrokken tot het schrijven voor orkest, daarvan getuigen zijn Allegro moderato uit 1935 en de Drie dansen uit hetzelfde jaar.
Regelmatig werkte hij in zijn eerste jaren eigen piano- en orgelwerken om voor
orkest teneinde een nóg grotere kleurenrijkdom te creëren dan die welke hij al
jaren van zijn orgel kende; zo ontstonden uit zijn Passacaglia voor orgel (1939) de Introduzione e passacaglia voor orkest (1940), uit de Suite voor vierhandig piano (1945) de Haarlem-suite (1947). Ook stelde hij van tijd tot tijd suites voor orkest samen uit zijn grote koorwerken: in 1945 al de Ramiro-suite, in 1956 de Turandotsuite en enkele jaren later de Ballet-suite bij ‘De Bosschage’(1960).
In 1952 eerden de drie vrienden Albert de Klerk, Jan Mul en Herman Strategier hun leraar Hendrik Andriessen bij zijn 60ste verjaardag. Zoals ze hem tien jaar eerder gezamenlijk hun Missa Trium Puerorum aanboden verrasten ze hem nu met prachtige orkestwerken: Mul schreef El sombrerito de tres picos, De Klerk een Cantabile en Strategier zijn Hommage à Andriessen.
In dezelfde tijd ontstonden de Partita in modi antichi voor amateurorkest, enkele KRO-opdrachten en de Intrada sinfonica (1954), vaak door Strategier zelf gedirigeerd.
Voor de KRO schreef hij parafrases en variaties over bekende volksliederen of
kerstliederen, ook werd hem gevraagd muziek te schrijven bij hoorspelen, of een werk voor accordeonorkest. Het fanfareorkest voorzag hij eveneens rijkelijk van repertoire: Mouvements Symphoniques (1958), Fanfare-ouverture 1961),
Fanfaronnade (1971) en tenslotte Introductie, Arietta, Finale (1980).

CONCERTEN
De lijst opent met opnieuw een her-instrumentatie van een eigen compositie, Drie stukken voor hobo en strijkorkest (1940), die oorspronkelijk in 1937 voor hobo en
strijkkwartet of piano waren bedoeld. Het is alsof Strategier in zijn beginjaren nog niet helemaal zijn draai kan vinden en zoekt naar de juiste klankkleuren. Maar al snel wordt hij trefzekerder en volgen de concerten elkaar snel op, een fluitconcert (1943), voor de pianist Gérard van Blerk een pianoconcert (1947), een klarinetconcert (1950). In veel van deze concerten treden bekende solisten op, de begeleiding wordt vaak verzorgd door het Utrechts Stedelijk Orkest o.l.v. Paul Hupperts.
Na de hoorspelmuziek bij Aladin’s Lamp voor piano en klein orkest, in opdracht van de KRO geschreven in 1947 en opnieuw een reeks variaties, de Kadullen-variaties
voor fluit, fagot en strijkorkest (1958) ontstaan onder meer nog concerten voor
accordeon (1969) en bassethoorn (1981) en een Suite voor de bijzondere
bezetting van beiaard en harmonieorkest (1965). In 1972 en 1976 schrijft Strategier nog enkele werken voor beiaard solo.

DECLAMATORIA
Herhaaldelijk laat Strategier in zijn grote werken declamatie een belangrijke rol spelen. In enkele composities komt er zelfs uitsluitend gesproken tekst voor die in de
begeleiding muzikaal wordt geïllustreerd. In de Ballade van de merel voor
declamatie en orkest (1936) had Strategier bij Andriessen al een vroeg voorbeeld
gehoord. Reeds in 1938 schreef hij zijn declamatorium Muziek bij den Proloog
van het ‘Passiespel’ voor spreekstem, twee violen en piano op tekst van Louis
Frequin. Enkele jaren later volgde de beroemde Rey van Edelingen uit ‘Gijsbrecht van Amstel’ voor spreekstem en piano op tekst van Joost van den Vondel. Ook in 1950 en 1952 componeerde hij dergelijke werken. Misschien vormden deze werken weer een inspiratiebron voor Albert de Klerk, die in 1956 zijn enige declamatorium De lof van mijn man voor spreekstem en orgel schreef op tekst van Michel van der Plas.

EDUCATIEVE WERKEN
Het zal niet verbazen, als docent schreef Strategier kooroefeningen en, in opdracht van de Staatsexamens Muziek waarbij hij jaren lang betrokken was, tientallen solfèges.
Juist in deze beknopte werkjes laat Strategier zien dat hij een waar kunstenaar is: altijd wint de geïnspireerde muzikant het van de strenge docent.

1912

Herman Strategier wordt geboren op 10 augustus in Arnhem als zoon van de organist van de St. Walburgiskerk. Hij helpt zijn vader regelmatig bij het registreren van het orgel, waardoor hij dit instrument goed leert kennen. Van J.J. Ruygrok krijgt hij pianoles en muziektheorieles.

1929 - 1932

Strategier studeert aan de Rooms-Katholieke Kerkmuziekschool, tegenwoordig: Instituut voor Kerkmuziek, in Utrecht. Hij krijgt orgelles van Hendrik Andriessen, pianoles van Phons Dusch en theorieles van Johan Winnubst.

1932

Na zijn examen wordt Strategier directeur-organist van de parochiekerk van St. Anna in Nijmegen.

1934 - 1938

Strategier krijgt weer les van Hendrik Andriessen, nu in vormleer en instrumentatie.

1935

Strategier volgt zijn vader op als organist van de St. Walburgiskerk in Arnhem.

1939

Strategier schrijft 'Vier Maria-antifonen' voor vierstemmig gemengd koor met orgelbegeleiding. Wouter Paap zegt dit werk te rekenen tot "de meeste gelukkige voorbeelden van kerkmuziek." (Mens en Melodie, 1946: p, 261.)

1944

De veldslag in en rond Arnhem dwingt Herman Strategier en zijn gezin de stad te verlaten. Ze vinden onderdak bij zijn vriend Jan Mul in Haarlem.

1946 - 1965

Strategier is docent algemene vakken aan het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek (NIKK). Daarnaast werkt hij als docent muziektheorie aan het Utrechts Conservatorium en het Rotterdams Conservatorium.

1949 - 1963

Strategier volgt Hendrik Andriessen op als organist in de kathedraal van Utrecht.

1949 - 1977

Strategier krijgt een aanstelling bij de Rijksuniversiteit van Utrecht als docent muziektheorie.

1955

De 'Arnhemse Psalm' gaat op 5 mei in première tijdens het tienjarige bevrijdingsfeest van Arnhem. Strategier dirigeert het stuk zelf.

1959 - 1973

Strategier is dirigent van het Nederlands Madrigaalkoor in Leiden.

1968

Strategier wordt koninklijk onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn verdiensten op het gebied van compositie, pedagogiek en directie.

1973

Strategier wordt onderscheiden als Ridder in de Orde van St. Gregorius de Grote voor zijn verdiensten als componist van kerkelijke muziek.

1977

Strategier stopt met zijn werk als dirigent en docent.

1988

Herman Strategier overlijdt op 26 oktober in zijn slaap, thuis in Doorwerth. Hij heeft 76 jaar geleefd: "Een leven dat vooral bepaald werd door muziek. Een leven van musiceren en componeren. Een gelukkig leven." (De Gelderlander, oktober 1988.) Strategiers dood komt niet onverwacht, hij heeft zijn eigen 'Requiem' al geschreven, dat tijdens de uitvaart gezongen wordt.