gerelateerde werken
Transition states : for chamber ensemble, 2003 / revision 2004 / Ernst Oosterveld
Genre:
Orkest
Subgenre:
Groot ensemble (12 of meer spelers)
Bezetting:
fl(pic) ob cl cl-b fg h trp trb tb 2perc hp pf 2vl vla vc cb
Kosmochromie I : für 4 Lautsprecher und Orchester, (1971) / Berend Giltay
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest; Orkest met multimedia
Bezetting:
3333 4330 timp perc mar vibr str(6.6.4.4.4.) tape
Sermone : voor (amateur)orkest, 1991 / Paul Bruinen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2200 perc str
Je maintiendrai ... : suite de l'opéra, pour orchestre, 1999 / Ton de Kruyf
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 sax-a 2221 3perc hp man pf str
compositie
Entropia : for orchestra, 2005 / Ernst Oosterveld
Overige auteurs:
Oosterveld, Ernst
(Componist)
Toelichting:
Miscellaneous Information: Uitgave in voorbereiding; ter inzage op aanvraag; Program note (Dutch): De oorspronkelijke compositie Entropia uit 1981 is opgezet vanuit het idee entropie (maat voor de chaos). Dit is bereikt door vijf onafhankelijke lijnen op te zetten (fluiten, hobo's, klarinetten, fagotten en licht slagwerk). De muziek is chaotisch met zeer grote sprongen in de individuele lijnen. Er worden daarom twee instrumenten gebruikt om een lijn te spelen. De chaos in de lijnen verandert in de eerste versie wel in de verschillende lijnen maar er is niet een duidelijk verloop naar iets toe. Koperinstrumenten proberen bruggen te slaan tussen de verschillende lagen maar dit lijkt meer op botsingen dan echte lijmpogingen. De strijkers spelen met de melodische lijnen mee maar met kortere fragmenten en proberen noten vast te houden. Deze lange noten proberen een orde te vinden (tonale centra) maar het lukt niet echt om dit te realiseren. Er is hier een grote tegenstrijdigheid in complexiteit. Het spelen vereist een waar vakmanschap over het instrument, terwijl het beluisteren
vaak globaal simpel overkomt, aangezien de individuele tonen niet tot constructies komen die we kennen uit de meeste muziek. De nieuwe versie heeft verschillende wijzigingen ondergaan. Zo is de complexiteit van spelen verlicht. Dit betekent dat de houtblazers gesteund worden door de piano en malletinstrumenten (klokkenspel, vibrafoon etc.) en dat deze muziek ingekort is voor bijna de helft. De strijkers krijgen nu een andere rol. Vanaf het begin proberen zij tonale centra te vormen door een paar noten (in verschillende octaven) aan te houden. Deze grondtonen verschuiven naarmate het stuk vordert. Ten tweede is de richting van de entropie uitgebeeld (naar meer chaos en uiteindelijk een wereld waar alles is verworden tot een ijle uniforme stilstaande ruimte). Voorbeeld hiervan is de beginmuziek. Deze is zeer hoog en bewegelijk en daalt naar het normale speelgebied. En een nieuw deel vanaf minuut 10, waarbij de entropiemuziek duidelijk gaat dalen, langzamer en zachter wordt tot aan de lage pianissimo contrabas tonen aan het eind. Een tweede belangrijke verandering is de invoering van de "schijnbare" tegenhanger van de entropie de mens. Deze lijkt zich steeds meer te specialiseren. Dit mensmotief is muzikaal vertaald in spiegelsymmetrische toonreeksen. Een voorbeeld van spiegelsymmetrie zijn onze handen maar ook ons gezicht. Spiegelsymmetrische toonreeksen leveren gespeeld vanaf de grondtoon naar boven en beneden dezelfde intervalsreeksen op. Deze reeksen zijn erg geordend en daardoor muzikaal zeer herkenbaar, zeker ten opzichte van de entropiemuziek. Deze muziek wordt ondermeer door de harp gespeeld en later door meer instrumenten. De tendens is van complexe naar steeds opener reeksen met weinig intervallen. - ERNST OOSTERVELD