gerelateerde werken
Opus : for orchestra, 1991-1992 / Ernst Oosterveld
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
4334 4431 timp 3perc 2hp pf str
At the Aegean shores : for orchestra / Saskia Venegas
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl 2ob eh 2cl cl-b 2fg 4h 3tpt 2trb trb-b tb timp 3perc str
Cantate : for large orchestra, 1989/1993 / Hans Koolmees
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
5555 sax-s 4441 timp 5perc hp 2pf str
De negen symfonieën van Beethoven : voor promenade-orkest en ijscobel / Louis Andriessen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl 2ob 2cl 2fg 4h 3trp 3 trb timp 2perc pf el.g g-b str
compositie
Entropia : for orchestra, 2005 / Ernst Oosterveld
Overige auteurs:
Oosterveld, Ernst
(Componist)
Toelichting:
Miscellaneous Information: Uitgave in voorbereiding; ter inzage op aanvraag; Program note (Dutch): De oorspronkelijke compositie Entropia uit 1981 is opgezet vanuit het idee entropie (maat voor de chaos). Dit is bereikt door vijf onafhankelijke lijnen op te zetten (fluiten, hobo's, klarinetten, fagotten en licht slagwerk). De muziek is chaotisch met zeer grote sprongen in de individuele lijnen. Er worden daarom twee instrumenten gebruikt om een lijn te spelen. De chaos in de lijnen verandert in de eerste versie wel in de verschillende lijnen maar er is niet een duidelijk verloop naar iets toe. Koperinstrumenten proberen bruggen te slaan tussen de verschillende lagen maar dit lijkt meer op botsingen dan echte lijmpogingen. De strijkers spelen met de melodische lijnen mee maar met kortere fragmenten en proberen noten vast te houden. Deze lange noten proberen een orde te vinden (tonale centra) maar het lukt niet echt om dit te realiseren. Er is hier een grote tegenstrijdigheid in complexiteit. Het spelen vereist een waar vakmanschap over het instrument, terwijl het beluisteren
vaak globaal simpel overkomt, aangezien de individuele tonen niet tot constructies komen die we kennen uit de meeste muziek. De nieuwe versie heeft verschillende wijzigingen ondergaan. Zo is de complexiteit van spelen verlicht. Dit betekent dat de houtblazers gesteund worden door de piano en malletinstrumenten (klokkenspel, vibrafoon etc.) en dat deze muziek ingekort is voor bijna de helft. De strijkers krijgen nu een andere rol. Vanaf het begin proberen zij tonale centra te vormen door een paar noten (in verschillende octaven) aan te houden. Deze grondtonen verschuiven naarmate het stuk vordert. Ten tweede is de richting van de entropie uitgebeeld (naar meer chaos en uiteindelijk een wereld waar alles is verworden tot een ijle uniforme stilstaande ruimte). Voorbeeld hiervan is de beginmuziek. Deze is zeer hoog en bewegelijk en daalt naar het normale speelgebied. En een nieuw deel vanaf minuut 10, waarbij de entropiemuziek duidelijk gaat dalen, langzamer en zachter wordt tot aan de lage pianissimo contrabas tonen aan het eind. Een tweede belangrijke verandering is de invoering van de "schijnbare" tegenhanger van de entropie de mens. Deze lijkt zich steeds meer te specialiseren. Dit mensmotief is muzikaal vertaald in spiegelsymmetrische toonreeksen. Een voorbeeld van spiegelsymmetrie zijn onze handen maar ook ons gezicht. Spiegelsymmetrische toonreeksen leveren gespeeld vanaf de grondtoon naar boven en beneden dezelfde intervalsreeksen op. Deze reeksen zijn erg geordend en daardoor muzikaal zeer herkenbaar, zeker ten opzichte van de entropiemuziek. Deze muziek wordt ondermeer door de harp gespeeld en later door meer instrumenten. De tendens is van complexe naar steeds opener reeksen met weinig intervallen. - ERNST OOSTERVELD