gerelateerde werken
Genre:
Orkest
Subgenre:
Blazersensemble (13 en meer spelers)
Bezetting:
4121 2sax 2211 8perc
Musique pour l'esprit en deuil : for orchestra, (1943) / Rudolf Escher
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic 2fl fl(pic) 3ob eh 4cl cl-b 3fg cfg sax-s(sax-a) 4h 4trp 3trb tb timp 6perc 2hp pf str(16.14.12.10.8-10.)
HOP : for orchestra / Martijn Padding
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
fl ob cl bcl ssx asx hrn trp trb tba pf keyb acc 3voc 3perc eg bg DJ 3vl vla vc cb
Elegie : voor orkest, 1983 / Henk Keizer
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3232 2330 4perc pf(cel) str
compositie
Entropia : for orchestra, 2005 / Ernst Oosterveld
Overige auteurs:
Oosterveld, Ernst
(Componist)
Toelichting:
Miscellaneous Information: Uitgave in voorbereiding; ter inzage op aanvraag; Program note (Dutch): De oorspronkelijke compositie Entropia uit 1981 is opgezet vanuit het idee entropie (maat voor de chaos). Dit is bereikt door vijf onafhankelijke lijnen op te zetten (fluiten, hobo's, klarinetten, fagotten en licht slagwerk). De muziek is chaotisch met zeer grote sprongen in de individuele lijnen. Er worden daarom twee instrumenten gebruikt om een lijn te spelen. De chaos in de lijnen verandert in de eerste versie wel in de verschillende lijnen maar er is niet een duidelijk verloop naar iets toe. Koperinstrumenten proberen bruggen te slaan tussen de verschillende lagen maar dit lijkt meer op botsingen dan echte lijmpogingen. De strijkers spelen met de melodische lijnen mee maar met kortere fragmenten en proberen noten vast te houden. Deze lange noten proberen een orde te vinden (tonale centra) maar het lukt niet echt om dit te realiseren. Er is hier een grote tegenstrijdigheid in complexiteit. Het spelen vereist een waar vakmanschap over het instrument, terwijl het beluisteren
vaak globaal simpel overkomt, aangezien de individuele tonen niet tot constructies komen die we kennen uit de meeste muziek. De nieuwe versie heeft verschillende wijzigingen ondergaan. Zo is de complexiteit van spelen verlicht. Dit betekent dat de houtblazers gesteund worden door de piano en malletinstrumenten (klokkenspel, vibrafoon etc.) en dat deze muziek ingekort is voor bijna de helft. De strijkers krijgen nu een andere rol. Vanaf het begin proberen zij tonale centra te vormen door een paar noten (in verschillende octaven) aan te houden. Deze grondtonen verschuiven naarmate het stuk vordert. Ten tweede is de richting van de entropie uitgebeeld (naar meer chaos en uiteindelijk een wereld waar alles is verworden tot een ijle uniforme stilstaande ruimte). Voorbeeld hiervan is de beginmuziek. Deze is zeer hoog en bewegelijk en daalt naar het normale speelgebied. En een nieuw deel vanaf minuut 10, waarbij de entropiemuziek duidelijk gaat dalen, langzamer en zachter wordt tot aan de lage pianissimo contrabas tonen aan het eind. Een tweede belangrijke verandering is de invoering van de "schijnbare" tegenhanger van de entropie de mens. Deze lijkt zich steeds meer te specialiseren. Dit mensmotief is muzikaal vertaald in spiegelsymmetrische toonreeksen. Een voorbeeld van spiegelsymmetrie zijn onze handen maar ook ons gezicht. Spiegelsymmetrische toonreeksen leveren gespeeld vanaf de grondtoon naar boven en beneden dezelfde intervalsreeksen op. Deze reeksen zijn erg geordend en daardoor muzikaal zeer herkenbaar, zeker ten opzichte van de entropiemuziek. Deze muziek wordt ondermeer door de harp gespeeld en later door meer instrumenten. De tendens is van complexe naar steeds opener reeksen met weinig intervallen. - ERNST OOSTERVELD