componist
Peter Visser werd geboren op 2 april 1939 te Heerenveen, provincie Friesland en groeide op in een onderwijzersmilieu met weinig muzikale achtergrond. Tot zijn veertiende jaar woonde hij in een ...
gerelateerde werken
Rupaka : gitaar solo, 1984 / Peter Visser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gitaar
Bezetting:
g
Reine de joie : 2 flûtes, clavecin, viola, violoncelle et contrebasse, 1978 / Daniel Brozak
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-11 spelers); Blaas en strijk en toetsinstrument(en)
Bezetting:
2fl(pic fl-a) cemb vla vc cb
Ode aan Helios : concert voor ensemble, 1998 / Ludwig Otten
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaas en strijk en toetsinstrument(en)
Bezetting:
fl ob(eh) pf vl(vla) vla vc
Pastorale en scherzo : voor fluit, viool en piano, 1946 / Andries de Braal
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaas en strijk en toetsinstrument(en)
Bezetting:
fl vl pf
compositie
Oriënt Express : fantasie voor saxofoon (klarinet), altviool en piano, 1982 / Peter Visser
Toelichting:
Program note (Dutch): 'Oriënt Express' componeerde ik op aandrang van de saxofonist Arno Bornkamp, die een stuk wilde hebben voor zijn ensemble met de 'Hindemith-bezetting' tenorsax, altviool en piano. Aangezien er tevens behoefte bleek te zijn aan een klarinettrio naar model van Mozarts Kegelstatt-trio en de omvang van de tenorsax naar mijn idee iets te beperkt bleek, besloot ik het werk zó te concipiëren dat het eerste gedeelte door tenorsax of klarinet, het tweede gedeelte door altsax of klarinet kan worden gespeeld. 'Oriënt Express' dankt zijn ontstaan mede aan mijn liefde voor de Oost-Europese volksmuziek, met name van de Balkan. Ik besef echter, dat je als niet-autochton de elementen van deze muziek niet zo in je kunt opnemen en gebruiken als bijvoorbeeld een Bartók heeft gedaan. De benadering door de bekende groep 'Flairck' van dit idioom plus de wetenschap dat je hierin dus altijd een westerse 'toerist' zult blijven, hebben de stijl en de naam van het werk doen ontstaan, waarbij de naam tevens
werd gekozen vanwege de sterk motorische elementen, met name in het laatste deel. Dit laatste gedeelte vormt tevens het zwaartepunt van het stuk, waar de hele, min of meer geïmproviseerde eerste helft naar toespeelt. Het is alsof de volksmuzikanten na enig zoeken en enige soli elkaar pas echt vinden in deze turbulente toccata, waarin alle basismatieraal van het stuk wordt samengevoegd. - PETER VISSER