gerelateerde werken
O saisons, ô châteaux : for mixed choir a cappella, 1992/93 / text by Arthur Rimbaud, Maarten Surtel
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK8
Trio : voor fluit, hobo en klarinet, 1977 / Joël Bons
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
fl ob cl
Kwartet : altfluit, althobo, basclarinet, fagot, 1974-'75 / Bart Schurink
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
fl-a eh cl-b fg
Trio : pour hautbois, clarinette & bassoon / Fania Chapiro
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
cl ob fg
compositie
Trio : (opus 1), voor fluit, klarinet en fagot, 1978-'79 / Maarten Surtel
Overige auteurs:
Surtel, Maarten
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit trio bestaat uit 5 korte, duidelijk herkenbare onderdelen die zonder onderbreking in elkaar overgaan. Zij zijn gerangschikt tegen de achtergrond van een gestileerde sonatevorm (1e thema, 2e thema, verwerking, 2e thema, 1e thema). De thema's zijn ontstaan uit twee kiemcellen: 1. de intervalreeks d, cis, dis, e en 2. de vooral harmonische mogelijkheden van de verdeling van het octaaf in gelijke delen (in tweeën: 2 overmatige kwarten; in drieën: 3 grote tertsen; in vieren: 4 kleine tertsen) of de verdeling in groot septiem + kleine secunde (maat 22-23). Deze kiemcellen zijn, omwille van de herkenbaarheid, meestal in zo eenvoudig mogelijke gedaante aanwezig. Het eerste onderdeel (langzaam) is een fuga, waarbij de stemmen elk een grote terts (octaaf in drieën) onder elkaar inzetten. Een figuur in de klarinet, dat aan het eind van elk onderdeel terugkomt, vormt de overgang naar het tweede deel (levendig). Dit is thematisch het meest rijke deel. De structuur ervan is een mengvorm
tussen sonatevorm en scherzovorm: als 2e thema fungeert een motiefje uit het eerste onderdeel (maat 13, fluit), het triothema (maat 43, klarinet) is een citaat uit een eerder geschreven werk (Fantasie voor strijkkwartet). Het derde onderdeel (breed) is het meest geladen gedeelte van het werk. In een dialoog tussen klarinet en fagot worden allerlei motiefjes tegen elkaar uitgespeeld. Op het hoogtepunt (versnelde ritmes, groei van de kiemcellen) verschijnt het sluitmotief in de fagot en zet de fluit in met het thema van het vierde onderdeel (scherzo). De muziek neemt nu een luchtiger karakter aan, de melodische kiemcel blijft overal vrijwel ongewijzigd. Het enigszins gewijzigde fugathema vormt het trio van dit scherzo, waarin de fluit domineert. Het vijfde onderdeel (langzaam) is een herhaling van het eerste, de fuga is nu omgekeerd en na elkaar beëindigen de stemmen hun partij. Na de harmonische vrijheid ervan laat het slotmotief (identiek aan dat van het eerste onderdeel) met zijn
tonale herkenbaarheid (bes kl.t.) iets weemoedigs achter. - MAARTEN SURTEL