componist

Klein, Immanuel

Immanuel Klein werd op 11 januari 1960 in Rotterdam geboren. Opleiding Van 1979 tot 1987 studeerde hij cello bij Ubaldo Arcari, Marien van Staalen en Godfried Hoogeveen en compositie bij Theo Loevendie ...

gerelateerde werken

Iris : fragmenten voor cello en orkest, 1989 / Immanuel Klein

Genre: Orkest
Subgenre: Cello en orkest
Bezetting: 2332 4230 timp 2perc hp str(12.10.8.6.4.) vc-solo

Rin Tin Tin : for guitar and mandolin, 2000 / Chiel Meijering

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Gemengd ensemble (2-11 spelers)
Bezetting: g man

Triptych : for solo bassoon and percussionist, 1990, revision 1996 / Bernard van Beurden

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Gemengd ensemble (2-11 spelers)
Bezetting: fg perc

Stretto : for flute, clarinet, guitar and violoncello, 1998 / Hanna Kulenty

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Gemengd ensemble (2-11 spelers)
Bezetting: fl cl g vc

 

compositie

Poème du déclin : voor oktet, 1983, I / Immanuel Klein

Uitgever: Amsterdam: Donemus, cop. 1984
Uitgavenummer: 02900
Genre: Kamermuziek
Subgenre: Gemengd ensemble (2-11 spelers)
Bezetting: fl(pic) cl vibr hp g man vla cb
Bijzonderheden: Voor fluit (tevens piccolo), klarinet, altviool, contrabas, mandoline, gitaar, harp en vibrafoon. - Opgedragen aan het Nieuw Ensemble
Tijdsduur: 6'00"
Aantal spelers: 8
Compositiejaar: 1983
Status: nog niet gedigitaliseerd (verwachte levertijd 14 dagen)

Overige auteurs:
Messiaen, Olivier (op een thema van)
Toelichting:
Poème du déclin begint met een citaat uit het derde deel (klarinetsolo) van Quatuor pour la fin du temps van Olivier Messiaen (1-18). Het is een uiterst trage, melancholische inleiding. In mijn versie gespeeld door klarinet, altviool en contrabas waardoor de melodische lijn wordt afgebrokkeld en er voortdurend klankverschuiving optreedt. De sfeer van eenzaamheid en verval, die ik heb willen benadrukken - en tevens als uitgangspunt voor het totale deel heb gebruikt -, uit zich vooral in clusterachtige samenklanken waarvan de noten onderling interfereren, zwevingen teweeg brengen. Een tweede uitgangspunt vond ik in het toneelstuk Le roi se meurt (De koning sterft) van de Franse absurdistische schrijver Eugène Ionesco. De overgangsmaten (19-22) breiden een motorische impuls voor. De gitaar is de continue drager van de, aan het begin van de tweede beweging ingezette, motorische beweging, in dit geval zestienden triolen. De mandoline volgt een onderbroken zestienden-motoriek en de
vibrafoon een onderbroken zestienden-kwintolen-motoriek, geïmpulseerd door de harp. De harp tracht tevens de ingezette motoriek te vertragen en tot stilstand te brengen; er volgt juist een versnelling. Vanaf maat 31 wordt de motorische functie van de gitaar overgenomen door fluit, klarinet, altviool en contrabas; er ontstaat een afgebrokkelde melodische lijn die een statische, steeds opnieuw opgebouwde klanklaag doet ontstaan waarin geen klankverschuivingen optreden maar wel motoriek verstorende inslagen worden gebruikt. Langzamerhand verbrokkelt de motoriek, raakt in vervallen toestand, dreigt opnieuw te beginnen en komt uiteindelijk tot stilstand aan het begin van de derde beweging (56). Hier vindt een "maximale" afwisseling van instrumentatie plaats door de twee totaal van karakter verschillende groepen, met als uitgangspunt drie verschillende melodische gegevens. Vanaf maat 69 wordt een motorische beweging ingezet door harp en vibrafoon (analoog aan maat 23) waarboven zich een
dialoog afspeelt. Piccolo respectievelijk klarinet vertolken een agressief-kwaadaardig (eindigend met slagklanken) respectievelijk teder-lieflijk karakter. De door de harp en vibrafoon ingezette versnelde motoriek loopt langzaam tot een einde. De "miauwende" contrabas kondigt de laatste toestand van verval aan. - IMMANUEL KLEIN

Interesse
Heeft u interesse om dit werk aan te schaffen? Laat ons dit dan vrijblijvend weten zodat we dit werken met voorrang kunnen digitaliseren.
Naam
E-mail