componist
Na zijn muziekstudie in Antwerpen verhuist Oscar van Hemel naar Nederland waar hij tijdens de Eerste Wereldoorlog violist is in het orkest van de Nederlandse Opera te Amsterdam. Daarna is ...
gerelateerde werken
Concerto per viola e orchestra : 1951 / Oscar van Hemel
Genre:
Orkest
Subgenre:
Altviool en orkest
Bezetting:
2222 4030 timp perc str vla-solo
Suite pour orchestre : op. 6 / Géza Frid
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3223 4221 timp perc hp pf str
Diaphonie : for orchestra / Karel Goeyvaerts; edited by Max Erwin
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl/picc 3ob 5cl 2fg 3h tpt 5trb-ten tb hp pf cemb/pf 24vn 12db
Morphic Waves : for orchestra / Joey Roukens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3fl(picc) 3ob 3cl 3fg(cfg) 4h 3trp 3trb tb timp 3perc hp pf str
compositie
2e symphonie : (1948-49) / Oscar van Hemel
Bevat:
Moderato
Scherzo (Passacaglia)
Adagio
Allegro giocoso
Toelichting:
Program note (Dutch): Het werk is in vier, naar vorm, inhoud, karakter en coloriet contrasterende delen ontworpen. De componist heeft getracht 'directe' taal te spreken, zonder vooropstelling van 'ismen.' Het eerste deel is gebouwd op drie thema's. Het eerste, energiek, valt met de deur in huis. Dromerig van aard is het tweede (fagotsolo). Het derde (hobosolo) licht en schertsend. In de doorwerking wordt dit drietal verwerkt. Het tweede deel is een Scherzo in passacagliavorm. Een reeks vrije variaties, waarin de blazers een grote rol spelen, zijn ontworpen op een obstinaat basmotief, hetwelk ook in hogere registers voorkomt. Het Adagio - dit werd het eerst gecomponeerd - wil dieper aanspreken en is gefundeerd op drie hoofdthema's, waarvan het derde contrapuntisch is behandeld. Het slotdeel, Allegro giocoso, heeft een hoofdthema dat vrolijk en syncopisch is. Hier wil de componist alle zorgen van zich afschudden. Een tweede thema met gepuncteerd ritme (fagot in het diepe register), is luchtig van aard en
loopt door het gehele orkestrale palet, deels gesecondeerd door een zangerig thema. Na deze ontwikkeling, gevolgd door een korte doorwerking, verschijnt het eerste thema, niet meer gesyncopeerd, doch breed zingend. Beide, het originele en het ritmisch omgewerkte, treden op het einde in verband van gelijktijdigheid op. - OSCAR VAN HEMEL