gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Symphonische variaties : op een Zuidafrikaans thema, (1960) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 4431 timp 4perc cel str
Slowmotion : for orchestra, 1990 / Ernst Oosterveld
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
1112 4110 xyl vibr mar pf str
Symphonie no 9 : per orchestra, opus 895, 1995 / Jan van Dijk
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 sax-a 4331 timp perc 2hp pf str
compositie
Procurans odium : per orchestra, 1984 / Willem Jeths
Overige auteurs:
Jeths, Willem
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Het stuk is gebaseerd op een Conductus uit de Notre Dame school (12e eeuw). De Conductus heet Procurans odium en betekent haat te koesteren, de onderstem van de driestemmige Conductus is oorspronkelijk een trouvère-melodie van Blondel de Nesle. De tekst die overigens niet in mijn stuk gebruikt is, is afkomstig uit de Carmina burana en komt op het volgende neer: Haat te koesteren op zich zal nauwelijks de slechte zin van boosdoeners verheffen. Door dezelfde boosheid is het hart verknoopt. Als ik daarentegen geen vijand erken dan schept dit middel de gelukkige toestand waarin geliefden zich bevinden.
In mijn compositie heb ik opvallende karakteristieken van deze Conductus als uitgangspunten genomen. Deze zijn: eenstemmigheid (helemaal teruggevoerd tot de eenstemmige melodie van Blondel de Nesle) leidt bij mij tot unisono. Canontechniek ontstaat uit "Stimmtausch", d.w.z. de verticaliteit ontstaat uit horizontaliteit; in mijn stuk komt veel canontechniek voor. Het 3-delig metrum; in het hele stuk is een voortdurende 3-deligheid (ritme) waar te nemen. De compositie begint met de Conductus heel laag in nauwe ligging in de drie solo-contrabassen; een citaat dus.
Dit citaat ondergaat een melodische en dus ook een harmonische (Stimmtausch) transformatie; de melodie van Blondel de Nesle wordt verchromatiseerd. Deze transformatie vindt plaats in 3 solo-celli, de contrabassen daarentegen gaan gewoon door met de oorspronkelijke Conductus. Even later is slechts een melodisch rudiment, dat ritmisch in elkaar gedrukt is, de basis van een klankveld dat canonisch opgebouwd wordt. Boven het klankveld bevindt zich een koraal (hout en koper), dat verticaal afgeleid is van de vervormde trouvère-melodie. Het geheel leidt tot een climax. Het bereiken van een climax via crescendo, is dan in het verdere verloop van het stuk een steeds terugkerend gegeven geworden. Evenals het klankveld, een zeer geabstraheerde vorm van canon-techniek. Het unisono-gegeven dat na de climax inzet in altviool en cello, wordt ook een terugkerend gegeven. Boven een unisono-gegeven (eerste maal) bevinden zich kleinere blokken van klankvelden die wederom canonisch inzetten en telkens
tot een climax leiden. Kortom in Procurans odium worden de gegevens - klankveld, unisono, crescendo - tegen elkaar uitgespeeld, terwijl alles ontstaan is uit een puur gegeven, n.l. een trouvère-melodie, die aan het slot weer in zijn oude glorie gesteld wordt. - WILLEM JETHS