gerelateerde werken
Red, white and blues : Dutch new blues pieces, for piano, 1996-2006, Volume 2
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
pf
Eclipse : for large ensemble, 1989 / Walter Hekster
Genre:
Orkest
Subgenre:
Groot ensemble (12 of meer spelers)
Bezetting:
2010 2sax-a 1121 perc g-b pf
Symphonie à trente : for ten trios, 1994 / Bernard van Beurden
Genre:
Orkest
Subgenre:
Groot ensemble (12 of meer spelers)
Bezetting:
2320 4sax 1111 timp 6perc 3vl vla vc cb
Divertimento : voor schoolorkest, 1964 / Tera de Marez Oyens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Groot ensemble (12 of meer spelers)
Bezetting:
rec-s rec-a 0000 0000 Orff-instr g fiddles
compositie
Confusion : for ensemble and tape, 1988 / Dolf de Kinkelder
Overige auteurs:
Kinkelder, Dolf de
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): De muziek op de tape is gerealiseerd met behulp van MIDI-apparatuur: een computer met Steinberg-opnamesoftware en enkele synthesizermodules. De synthesizerklanken op de tape zijn tot zekere hoogte imitaties van instrumentklanken: piano, drums en basgitaar, aangevuld met vibrafoon, marimba, xylofoon, conga's, cowbells etc. De 'instrumenten' op tape zijn net zo behandeld als de orkestinstrumenten; ze zijn traditioneel genoteerd en middels een toetsenbord realtime of langzamer ingespeeld. En er wordt een interactie tussen orkest en tape gesuggereerd: de basgitaar op tape bemoeit zich met basgitaar en tuba, de drummer wordt becommentarieerd door drumklanken op de tape enz. De dirigent dirigeert op de tape. Vorm en structuur zijn medebepaald door de mogelijkheden van computer met MIDI-apparatuur, met name het kopi\u1083?ren en verplaatsen van fragmenten naar andere 'instrumenten' en het vertalen van orkestpartijen in tape-klanken.
Confusion bestaat grofweg uit drie delen: langzaam, snel, langzaam. In de beide, vrijwel identieke langzame delen speelt ongelijktijdigheid een grote rol: orkestinstrumenten worden solistisch en individueel behandeld, soms begeleid door tape, orkest of beide. Het aantal gebeurtenissen neemt langzamerhand toe en uiteindelijk ontstaat een blokmatige strijd tussen orkest en tape. Een solo van de sopraansax, begeleidt door 'vibrafoon' (tape) vormt de overgang naar het snelle deel. Piano, bas en drums vormen een ritmesectie, die aan salsa verwante patronen speelt, slechts begeleid door een 'cowbell' (tape). Gaandeweg zijn er op de tape flashbacks uit het eerste deel te horen; schijnbaar dwars tegen het orkest in, maar ritmisch perfekt ingepast. Deze worden verderop vervangen door een sterk percussief 'marimba' geluid, dat opgebouwd is uit alle melodische en ritmische gebeurtenissen in het orkest. Dit blijft doorgaan, ook nadat het orkest is gestopt, en vormt weer flashbacks tijdens het
opnieuw aangevangen langzame deel, om uiteindelijk voor de tweede keer alleen over te blijven. - DOLF DE KINKELDER