gerelateerde werken
Impulsen : viola, clavicembalo (ossia spinetta), 1976 / Peter Visser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers); Altviool en toetsinstrument
Bezetting:
cemb/spt vla
Mouthpiece II : for wind octet, 2001 / Maarten Altena
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
ob eh 2cl fg cfg 2h
Concert-ouverture : op. 56, 1955 / Marius Flothuis
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl pic ob ob(eh) 2cl cl-b 2fg sax-a 4h 3 trp 3trb tb timp perc hp str
between, and I : fragment of Sappho; for mezzo-soprano and two harps / Lowell Dykstra
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
sopr-m 2hp
compositie
Zeven Paul van Ostaijen-liederen : bariton, hobo, piano, 1977 / Peter Visser
Overige auteurs:
Van Ostaijen, Paul
(Tekstdichter/librettist)
Visser, Peter
(Componist)
Bevat:
Vers 6
Rijke armoede van de trekharmonica
Melopée
Zeer kleine speeldoos
Berceuse presque nègre
Gedicht
Alpenjagerslied
Toelichting:
Program note (Dutch): In de zomermaanden van 1977 componeerde ik een cyclus van zeven liederen voor bariton, hobo en piano. Deze bezetting is zeer ongebruikelijk; hij komt voort uit het feit dat drie musici, de bariton Joe Raphael, de hoboïst Maarten Karres en de pianiste Ariane Karres voor hun ensemble een nieuw werk zochten, dat speciaal voor deze bezetting zou zijn geschreven. Het werk van de dichter Paul Van Ostaijen heeft mij al vanaf mijn gymnasiumtijd geobsedeerd. Het uiterst variabele karakter, van zeer burlesk, grillig en satirisch tot verstild-lyrisch trok mij erg aan in het werk van deze jong gestorven Vlaamse avantgardist (1896-1928). Het grillige karakter van de gedichten is ook bepalend geweest voor de opzet van deze cyclus. Weliswaar loopt door het hele werk een soort leid-thema, maar dit wordt per gedicht gemodifieerd of geparodieerd. Motief-associaties komen even veelvuldig voor als de woord-associaties in de gedichten. Het openingsgedicht is opzettelijk gekozen: het bevat m.i. het artistieke credo van Paul van Ostaijen. Muzikaal wordt hierin ook het voornaamste materiaal geëxposeerd. De verdere gedichten zijn qua karakter zo contrasterend mogelijk gekozen, waarbij korte cadensen van hobo en piano de liederen verbinden. Het quasi-religieuze slot van de finale heeft een diepere betekenis: het illustreert Van Ostaijens verzet tegen elk dogmatisme, ook in religieus opzicht. - PETER VISSER