gerelateerde werken
Muziek voor piano : 1981 / Peter Visser
	
			Genre: 
		
		Kamermuziek
	
			Subgenre: 
		
		Piano
	
			Bezetting: 
		
		pf
	
Diaspora : per organo, (1969) / Daniel Manneke
	
			Genre: 
		
		Kamermuziek
	
			Subgenre: 
		
		Orgel
	
			Bezetting: 
		
		org
	
Fire in your Eyes : version for accordion / Maxim Kolomiiets
	
			Genre: 
		
		Kamermuziek
	
			Subgenre: 
		
		Accordeon
	
			Bezetting: 
		
		acc
	
When the Bell blew up : Version for 2 flutes and string orchestra / Chiel Meijering
	
			Genre: 
		
		Orkest
	
			Subgenre: 
		
		Fluit en strijkorkest
	
			Bezetting: 
		
		2fl str
	
compositie
				Zeven Paul van Ostaijen-liederen : bariton, hobo, piano, 1977 / Peter Visser
			
					
										Overige auteurs:
									
									
									Van Ostaijen, Paul
									(Tekstdichter/librettist)
								
							Visser, Peter
									(Componist)
								
							
							Bevat:
						
						
						Vers 6
						Rijke armoede van de trekharmonica
						Melopée
						Zeer kleine speeldoos
						Berceuse presque nègre
						Gedicht
						Alpenjagerslied
						
							Toelichting:
						
						
						Program note (Dutch): In de zomermaanden van 1977 componeerde ik een cyclus van zeven liederen voor bariton, hobo en piano. Deze bezetting is zeer ongebruikelijk; hij komt voort uit het feit dat drie musici, de bariton Joe Raphael, de hoboïst Maarten Karres en de pianiste Ariane Karres voor hun ensemble een nieuw werk zochten, dat speciaal voor deze bezetting zou zijn geschreven. Het werk van de dichter Paul Van Ostaijen heeft mij al vanaf mijn gymnasiumtijd geobsedeerd. Het uiterst variabele karakter, van zeer burlesk, grillig en satirisch tot verstild-lyrisch trok mij erg aan in het werk van deze jong gestorven Vlaamse avantgardist (1896-1928). Het grillige karakter van de gedichten is ook bepalend geweest voor de opzet van deze cyclus. Weliswaar loopt door het hele werk een soort leid-thema, maar dit wordt per gedicht gemodifieerd of geparodieerd. Motief-associaties komen even veelvuldig voor als de woord-associaties in de gedichten. Het openingsgedicht is opzettelijk gekozen: het bevat m.i. het artistieke credo van Paul van Ostaijen. Muzikaal wordt hierin ook het voornaamste materiaal geëxposeerd. De verdere gedichten zijn qua karakter zo contrasterend mogelijk gekozen, waarbij korte cadensen van hobo en piano de liederen verbinden. Het quasi-religieuze slot van de finale heeft een diepere betekenis: het illustreert Van Ostaijens verzet tegen elk dogmatisme, ook in religieus opzicht. - PETER VISSER