componist
Peter Visser werd geboren op 2 april 1939 te Heerenveen, provincie Friesland en groeide op in een onderwijzersmilieu met weinig muzikale achtergrond. Tot zijn veertiende jaar woonde hij in een ...
gerelateerde werken
Rupaka : gitaar solo, 1984 / Peter Visser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gitaar
Bezetting:
g
Capriccio : per pianoforte e orchestra / Rudolf Mengelberg
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
3232 4231 timp perc str pf-solo
Concerto No. 1 : for piano and orchestra, 1924 / Jacob van Domselaer
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
2223 4231 timp perc str pf-solo
Concerto Nº 7 : for luthéal and orchestra / Jan-Peter de Graaff
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
lutheal-solo picc 2fl(fl-a/picc) ob eh cl(cl-b) cl-b 2fg(cfg) 4h tpt-picc 2tpt 2trb trb-b tb timp 3perc hp cel str
compositie
Concertino da primavera : per pianoforte, quintetto a fiati, archi e timpani, 1978 / Peter Visser
Bevat:
Poco lento, molto rubato
Adagio (come un ballata)
Finale
Toelichting:
Program note (Dutch): In mijn Concertino da Primavera, geschreven in het voorjaar en de zomer van 1978, worden speciaal in de laatste twee delen de soli van piano en blaaskwintet tegenover het strijkorkest geplaatst. Dit laatste vervult vaak een bescheiden rol als sonore achtergrond, die door de sterke sfeerbepaling toch belangrijk is. De partij voor de twee pauken is veel meer geprononceerd: deze geeft veelal de ritmische impulsen en heeft een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van de thematiek. Het woord Concertino slaat meer op het vrij intieme karakter van het stuk dan op de lengte. Vanwege de vooral in de hoekdelen vaak lenteachtige atmosfeer, waarin bepaalde natuurgeluiden (vogelmotieven in de piano, boomgeruis in de strijkers) duidelijk herkenbbaar zijn, heeft het concertino de toevoeging 'da Primavera' - van de lente - gekregen. Dit lente-idee slaat in deze compositie zeker niet op het willen presenteren van iets nieuws: eerder probeert het werk datgene te verklanken, wat men sinds
mensenheugenis altijd bij de komst van de lente heeft gevoeld, een ontroering die moeilijk in woorden is te vangen. Thematisch is het concertino ontwikkeld uit twee motivische kiemen: het synoptische tertsenmotief, dat het eerst in de pauken verschijnt, en een vijftonig vogelmotiefje in de piano. Diverse nevenmotieven, zoals de stijgende toonladderfiguur, leggen verband tussen de drie delen. Eén opvallend element in deze 'cyclische' vorm moet ik apart vermelden: in de finale verschijnt als reprise niet het finale-thema, maar het hoofdthema van het eerste deel. Het ballade-achtige middendeel kan eventueel iook apart worden uitgevoerd. - PETER VISSER