gerelateerde werken
Bau : for orchestra, 1970 / Jan Vriend
Genre:
Orkest
Subgenre:
Groot ensemble (12 of meer spelers)
Bezetting:
fl ob cl fg h trp 2trb-t 12vl 4vc 4cb
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
trp vibr 4drumset g g-b keyboard cb
La Gare de Perpignan : twelve tableaux for ensemble / Robert Groslot
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
1(+picc) 1(+corA) 1(+Ebcl + dbcl) 1(+dbn) / 0110 / perc (1 player) / hp / synth / vln / db
Imitation : version 211/Struktur 3, fluit, fagot, spinet, piano [en] strijkers / Michael Fahres
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers); Elektronica met verschillende instrumenten; Blaas en strijk en toetsinstrument(en); Blaas en strijk en toetsinstrument(en) met multimedia; Gemengd ensemble (2-12 spelers) met multimedia
Bezetting:
fl fg spt pf 2vl vla vc electronics
compositie
Paroesie : for ten instrumentalists / Jan Vriend
Overige auteurs:
Vriend, Jan
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Paroesie dateert uit mijn conservatoriumtijd, toen ik nog leerling was bij Ton de Leeuw. Toen het ASKO-orkest was opgericht (1965) kon ik het uitgevoerd krijgen en kwamen een aantal zwakheden aan het licht waar ik in 1967 nog wat aan gesleuteld heb.
Het werk is enerzijds heel erg op samenklank (en kleur) gebaseerd en anderzijds op een intuïtief benul van groei en transformatie. De opening vertoont een interessante (maar onbewuste) parallel met de opening van mijn orkestwerk Hallelujah I (1987-'97), waarin ook vanuit een soort oertoestand geleidelijk vorm te voorschijn komt. Het idee van vorm creëren uit wanorde en deze weer vermalen om nieuwe vormen (of soorten van orde) te kunnen creëren moet dus al vroeg in mij post gevat hebben, en het kan wel zijn dat mijn interesse voor evolutietheorieën, zoals die te vinden zijn in het werk van Teilhard de Chardin, daartoe heeft bijgedragen. Ik herinner me ook dat het slot van Paroesie - de accelererende vioolsolo met tomtoms - gemaakt was als een soort opmaat voor het begin, zodat het stuk eindeloos herhaald zou kunnen worden ...
Veel harmonische velden zijn de dramatische uitkomst van voorafgaand zwoegen en de grote middensectie vanaf F1 is een goed voorbeeld van het principe van "overhouden" uit een proces van vermalen (G1÷2). Vanaf dit punt volgt opnieuw een lange opbouw met toenemende verdichting. Uit de climax aan het eind daarvan (I) komt weer een nieuw ingrediënt te voorschijn. Anders gezegd: Paroesie bouwt voortdurend energie op om opgevangen te worden in transformaties die op hun beurt weer energie opbouwen etcetera etcetera. Pas tegen het eind is er veel meer sprake van afbouwen, ofschoon, zoals gezegd, het slot toch weer accelereert, tot de kraan plotseling dicht wordt gedraaid ... tenzij het stuk weer van voren af aan wordt herhaald. - JAN VRIEND