gerelateerde werken
Rajanigandha : for soprano, flute and piano / John Borstlap ; seven poems by Rabindranath Tagore
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
sopr fl pf
Strijktrio : 1932 / Willem van Otterloo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijktrio (viool, altviool, cello)
Bezetting:
vl vla vc
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool en toetsinstrument; Strijktrio (viool, altviool, cello); Gemengd ensemble (2-12 spelers); Blaas en strijkinstrument(en)
Bezetting:
vl pf - vl vla vc - ob cl perc pf vc cb - vl pf - cl vl vc (or other instr.) - cl hp 2vl vc
Vijf jeugdwerken : voor verschillende instrumenten, 1954/61 / Jos Kunst
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano; Cello; Strijktrio (viool, altviool, cello); Zangstem en instrument(en); Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
pf ; vc ; 2vl vc ; ten vl vc ; 2vl vla vc
compositie
Trio for strings : for violin, viola & violoncello, 1996 / John Borstlap
Overige auteurs:
Borstlap, John
(Componist)
Bevat:
Allegro
Molto adagio
Allegretto grazioso
Toelichting:
Program note (Dutch): In 1995 vroeg The Culture Company, een bureau in Amsterdam dat kamermuziekconcerten organiseerde, aan John Borstlap om een strijktrio te schrijven voor hun project Klank der Romantiek, een concertserie met uitvoeringen voor diverse combinaties van instrumenten. Het Ludwig Trio bracht de eerste uitvoering in deze context in vele plaatsen in Nederland in februari 1997. Het Trio for Strings is gecomponeerd volgens de klassieke traditie en dus verwant aan de stijl en vormprincipes van de Weense 'klassieken' Haydn, Mozart en Beethoven. Ook zijn elementen uit de 19e en 20e eeuw in het idioom verwerkt, zodat het resultaat een herinterpretatie is van een culturele traditie die in de vorige eeuw bijna was verdwenen. In het eerste deel bestrijden twee tegengestelde krachten elkaar: enerzijds een zwevende, chromatische muziek die het 'verhaal' tracht te ondermijnen, anderzijds een stabiele, diatonische muziek die de harmonie probeert te herstellen. Aan het slot blijkt deze spanning duidelijk
wanneer het eerste thema, gespeeld door de viool in een ververwijderde toonsoort, wordt 'omgebogen' - tot de orde geroepen - door de andere instrumenten naar de hoofdtoonsoort d-mineur. Het korte, langzame tweede deel is een meditatie op twee eenvoudige gegevens: een opgaande en een neergaande melodische lijn. Een duidelijke cadens - in de klassieke traditie een gebaar dat een frase afsluit - wordt vermeden tot aan het slot, als een cadens de opmaat geeft tot de finale. De finale is een rondo waarbij thema's en motieven steeds terugkeren in gevarieerde vorm, geleidelijk overgaand in een snel allegro dat het werk met een wervelwind afsluit. Elegantie en luchtigheid à la Haydn kenmerken dit deel, met de opgewektheid en complexe versieringen die typisch zijn voor deze stijl. - JOHN BORSTLAP