componist
Marijn Simons was born in The Netherlands on December 25, 1982. He studied violin with Prof. Saschko Gawriloff, composition with Daan Manneke and James MacMillan and conducting with Ed Spanjaard, ...
gerelateerde werken
Fire Column (Piano Concerto Nº 2) : for piano and string orchestra / Marijn Simons
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en strijkorkest
Bezetting:
pf str
Trombone concerto : for trombone and orchestra / Roderik de Man, 2007
Genre:
Orkest
Subgenre:
Trombone en orkest
Bezetting:
pic 2fl 2ob 2cl 2fg 4h 2trp 2trb trb-b tb timp 2perc hp pf str trb-solo
Visiting the angels : Concerto no 2, for trombone and orchestra, opus 25 / Marijn Simons, 2004
Genre:
Orkest
Subgenre:
Trombone en orkest
Bezetting:
2pic ob eh cl cl-cb 2fg 2h 2trp trb 2perc pf str trb-solo
Genre:
Orkest
Subgenre:
Trombone en orkest
Bezetting:
trb-b-solo picc 2fl 2ob eh 2cl 2fg cfg 5h 3tpt 2trb trb-b timp 4perc hp str
compositie
Concerto comique : pour trombone et orchestre, opus 17, 2000 / Marijn Simons
Bevat:
Air cocasse (Fernandel)
Humour caché (Jacques Tati)
Mimique élastique (Louis de Funès)
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 19 mei 2001 - Amsterdam - Jacques Mauger, Nederlands Kamerorkest o.l.v. Micha Hamel] - Tijdens een concerttournee in september 1999 ontmoette Marijn de befaamde Franse trombonist Jacques Mauger in Palermo. Beiden waren naar Sicilië gekomen op uitnodiging van het Orchestra Siciliana; Jacques trad op als solist in het tromboneconcert van Tomasi, Marijn in het tweede vioolconcert van Darius Milhaud. Marijn had de bijna voltooide partituur van het pianoconcert Concerto d'un bon Esprit bij zich, waaraan hij op dat moment componeerde in opdracht van Jean-Bernard Pommier. Beide musici raakten bevriend, en het enthousiasme van Jacques voor Marijn's composities had als gevolg dat hij Marijn de opdracht gaf voor het componeren van een tromboneconcert. Deze opdracht werd later spontaan door het Fonds voor de Scheppende Toonkunst overgenomen. Een groot deel van het repertoire voor trombone en orkest mondt al vlug uit in een soort van fanfare/harmonie-orkestratie. Dit wilde Marijn
vermijden. Zijn idee was om een zeer symfonisch werk te componeren met de allure van een groot, romantisch celloconcert. Als inspiratie voor het inmiddels beroemde Capriccio for Stan & Ollie uit 1996 dienden de komische filmhelden Stan Laurel and Oliver Hardy. Uit het Concerto Comique blijkt de cinematografische bron van inspiratie nog lang niet uitgeput. Het eerste deel, air cocasse (potsierlijk gezicht), heeft als ondertitel Fernandel. De karakterrollen die deze meesterlijke Franse acteur heeft vertolkt, vormen de 'kapstok' voor dit deel: Le boulanger de Valorque en de vele Don Camillo-films spraken tot Marijn's muzikale verbeelding. De koppigheid, drukdoenerij, de onvergetelijke potsierlijke gezichtsuitdrukkingen, en ook het feit dat men op gezette tijden eens flink op de vuist gaat, werden omgezet in een opzwepend, doorgecomponeerd openingsdeel. Na een stevige 'knokpartij' tussen solist en orkest treedt de accordeon - die de Franse klank vertegenwoordigt en een zeer prominente
rol speelt - op als de sussende derde: hij herstelt de vrede en leidt, met een laag doorklinkend octaaf (e-e), het tweede deel in. Humour caché (stille, verborgen humor), loopt over van de melancholie, en is opgedragen aan Jacques Tati. De vergelijking van deze onbetwiste grootmeester van de stille humor met Charlie Chaplin ligt voor de hand, maar - hoe vreemd dit misschien ook klinkt - Marijn dacht eerder aan een vergelijking van Tati met Mozart: het ene oog huilt, het andere lacht! Tati's acteerprestaties zijn wellicht het meest komisch in L'école des facteurs. Poëtischer is hij in de satirische rol van Monsieur Hulot in Mon oncle, waarvoor hij in 1958 een Oscar ontving; een film die in de harmonische geleding van het bijna transcendente middendeel doorklinkt. Concerto Comique is volledig doorgecomponeerd. De overgang naar het derde, aan Louis de Funès gewijde deel, mimique élastique, wordt weer door de accordeon ingeleid (octaaf e-e, met een 'diminuendo to silence'). Vervolgens
weerklinkt een attacca-inzet van de bongo's en conga's met snelle, wervelende zestiende noten, die het hele slotdeel een adembenemende, extatische vaart geven. Ongeëvenaard speelt Louis de Funès met een bijna atletische mimiek de rol van een driftig, egocentrisch mannetje dat nooit tot rust komt: denk aan Le gendarme de Saint-Tropez en Les avontures de rabbi Jacob. De trombone en het orkest zijn niet meer te stuiten! - Aloys Simons