alle werken

47 werken in Donemus catalogus

populaire werken

Songs of love and eternity : five poems by Emily Dickinson, for chamber choir, (1955) / Rudolf Escher

Genre: Vocaal
Subgenre: Gemengd koor
Bezetting: GK8

Largo from the Sinfonia in memoriam Maurice Ravel : for orchestra, 1940 / Rudolf Escher

Genre: Orkest
Subgenre: Orkest
Bezetting: 4344 3sax 3321 timp 2perc cel 2hp str

Le tombeau de Ravel : for flute, oboe, violin, viola, violoncello and harpsichord, 1952 (revised 1959) / Rudolf Escher

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting: fl ob cemb vl vla vc

nieuwste editie

Sonata for flute and piano : (1979) / Rudolf Escher

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Fluit en toetsinstrument
Bezetting: fl pf

 

componist

Escher, Rudolf

Nationaliteit: Netherlands
Geboortedatum: 1912-01-08
Sterfdatum: 1980-03-17
Website: Treasured Composer's Page

Rudolf Escher is een componist die componeert voor het oor - en niet om tegemoet te komen aan een ander buitenmuzikaal principe. Hij schrijft een relatief klein oeuvre van orkestwerken, kamermuziek en vocale muziek, en verdiept zich daarnaast ook in de muzikale toepassingen van elektronica. Over de bescheiden omvang van zijn verzameld werk noteert musicoloog Leo Samama: "De precisie waarmee hij te werk ging - 'Die precisie is geen toeval. Waarschijnlijk een beetje erfelijk bepaald, evenals mijn wetenschappelijke belangstelling. Het zit in de familie. Mijn vader was een halfbroer van de graficus Maurits Escher. Mijn grootvader was waterstaatingenieur, mijn vader hoogleraar in de geologie en mineralogie' - stond een impulsieve uitdrukkingskunst menigmaal in de weg." De muziek van Escher wordt vaak schatplichtig genoemd aan de Franse traditie, onder meer omdat de componist al voor de oorlog veel over Franse muziek publiceert. Zelf heeft Escher er een hekel aan om steeds met die Franse traditie in verband te worden gebracht, op basis van in zijn ogen oppervlakkige karakteristieken als parallelle akkoorden of een zekere arabesk-achtige kwaliteit in veel van zijn muziek: "Het automatisme waarmee al dertig jaar lang voor alle zekerheid de ponsband 'Debussy/Ravel' in de recensiemachine wordt gestopt zodra er een werk van Escher op het programma staat, grenst aan stompzinnigheid, niet het minst omdat de muzieken van Debussy en Ravel nagenoeg gescheiden muzikale werelden vertegenwoordigen." (Rudolf Escher) Escher is van mening dat de muziekjournalistiek tekort schiet in het duiden van eigentijdse muziek, met name op structuralistisch niveau; het steevast terugbrengen van zijn muziek tot het adjectief 'Frans' is daarvan in zijn ogen symptomatisch: "Mijn affiniteiten met Sweelinck, in het bijzonder diens toccatatechniek, met Gregoriaanse melismatiek, Gesualdo, gamelanmuziek, laat-middeleeuwse meerstemmigheid en, niet te vergeten, met Mahler […] zijn niet minder reëel dan die met bepaalde aspecten van Debussy of Ravel." Escher vindt het belangrijk dat samenklanken en structuren in muziek met het oor te volgen zijn - een van de redenen dat atonale of seriële muziek zijn goedkeuring niet onverdeeld kan wegdragen, hoewel hij het belang van die ontwikkeling voor het structurele denken wel degelijk erkent. (Leo Samama: VPRO-gids 1992) Hij pleit ervoor het terrein van muziekwetenschappelijk onderzoek te verbreden tot de psychofysica en de leer van muzikale informatieoverdracht. (Elmer Schönberger: 'De wellustige tandarts en andere componisten', De Bezige Bij p.78-104, 1985)

1912

Rudolf George Escher wordt op 8 januari geboren in Amsterdam als zoon van geoloog Berend George Escher en de Zwitserse Emma Brosy. Zijn vader is een zoon van waterbouwkundige George Arnold Escher en een halfbroer van graficus Maurits Cornelis Escher.

1916 - 1921

Het gezin verhuist naar Batavia, waar Eschers vader werkt als geoloog. Hij is een verdienstelijk pianist en geeft de jonge Escher pianoles. Later vertelt de componist dat zijn kennismaking met de gamelan van belang is geweest voor zijn muzikale ontwikkeling.

1922 - 1928

Het gezin Escher keert vanuit Batavia terug naar Nederland en vestigt zich in Leiden. Hier volgt Rudolf Escher het gymnasium en krijgt hij pianoles van Bé Hartz. Hij componeert enkele werken voor piano en viool.

1929 - 1930

Na vier jaar breekt Escher het gymnasium af omdat hij aan het conservatorium van Keulen wil studeren. Ter voorbereiding daarop begint hij op advies van Peter van Anrooy serieus piano te studeren en volgt daarnaast viool- en harmonielessen.

1931 - 1933

Escher gaat naar het Rotterdams Conservatorium waar hij piano studeert met als bijvak cello. Onder leiding van de Rotterdamse organist J.H. Besselaar jr. bekwaamt hij zich ook in het contrapunt, dat later in zijn componeren een voorname rol zal spelen.

1934 - 1937

Rudolf Escher studeert compositie bij Willem Pijper. In 1935 debuteert Escher als componist met zijn 'Eerste pianosonate'. Hij trouwt met Beatrijs Jongert.

1938

Escher publiceert een geruchtmakend essay, onder de titel 'Toscanini en Debussy, magie der werkelijkheid', waarin hij onder meer pleit voor het belang van "goed luisteren". Het wordt in Rotterdam uitgegeven door D. van Sijn & Zonen. Daarnaast verschijnen enkele van zijn gedichten in het tijdschrift 'Forum'.

1940 - 1945

Bij het bombardement op Rotterdam van 14 mei gaan veel werken uit zijn studietijd verloren. Escher werkt mee aan het ondergrondse blad 'De vrije Katheder'. Over de invloed van zijn oorlogservaringen zegt Escher later: "Mijn werk uit deze periode [heeft] een soort zwaarte gekregen, een verbetenheid hier en daar, die het duidelijk doen beseffen als gegroeid temidden van rampen. Dat is er voor mij persoonlijk juist de ethische betekenis van: dat het constructies zijn van de geest, in een tijd dat 'geest' (als je zoiets nog zo noemen kunt) haast uitsluitend voor volkomen destructieve doeleinden wordt aangewend." Tot Eschers belangrijkste oorlogscomposities behoren het orkestwerk 'Musique pour l'esprit en deuil' (1943), de 'Sonata concertante' (1943) voor cello en piano, 'Arcana Musae Dona' (1944) voor piano en de eerste twee delen van de 'Sonata per violoncello solo'.

1946 - 1955

Na de oorlog vestigt Rudolf Escher zich in Amsterdam. Voor 'Musique pour l'esprit en deuil' (1943) ontvangt hij de Muziekprijs van de Stad Amsterdam. Als vaste medewerker voor muziek en beeldende kunst is hij verbonden aan 'De Groene Amsterdammer' voor de periode van een jaar. Zijn opvolger is vriend en collega-componist Matthijs Vermeulen. Tot 1951 is Escher bestuurslid van de Nederlandse Opera en in 1947 wordt hij benoemd tot bestuurslid van de Stichting Nederlandsche Muziekbelangen. Het thema van oorlog en vrede klinkt ook door in sommige werken die Escher na 1945 componeerde, zoals het orkestwerk 'Hymne du grand Meaulnes' (1951) en 'Le vrai visage de la paix' (1953) voor achtstemmig koor. Musicoloog Leo Samama zegt over 'Songs of Love and Eternity', gecomponeerd in 1955 op gedichten van Emily Dickinson, dat het "tot het beste gerekend [moet] worden dat in ons land op het gebied van de a cappella koormuziek geschreven is."

1959 - 1962

Rudolf Escher werkt in de studio's voor elektronische muziek in Delft en Utrecht. In opdracht van de AVRO Televisie componeert hij elektronische muziek bij het televisiespel 'The long Christmas Dinner' (1960). Hij doceert in 1961 een jaar compositie aan het Amsterdamse conservatorium en hij is bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor hedendaagse Muziek.

1964 - 1975

Escher is als wetenschappelijk hoofdmedewerker verbonden aan het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit in Utrecht. Hij onderwijst het vak 'Aspecten van de hedendaagse muziek'. In nauwgezet voorbereide colleges voert hij zeer gedetailleerde vorm- en structuuranalyses uit. Het serialisme noemt hij onder meer "een gewelddadige, revolutionaire beweging."

1977 - 1980

Rudolf Escher ontvangt de Johan Wagenaarprijs voor zijn gehele oeuvre. Op 17 maart 1980 overlijdt Escher in De Koog op het waddeneiland Texel aan een ongeneeslijke leverziekte.

1985

De briefwisseling tussen Rudolf Escher en zijn halfoom, graficus M.C. Escher, wordt onder de titel 'Beweging en metamorfosen; een briefwisseling' uitgegeven door Meulenhoff/Landshoff, onder redactie van B. Escher-Jongert. Daarnaast wordt Eschers essay over 'Pelléas et Melisande' opgenomen in de bundel 'Debussy: actueel verleden' onder redactie van D.J. Hamoen en E. Schönberger.