gerelateerde werken
War, tryptich with predella : for orchestra, 1999-2000 / Peter van Onna
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
4343 4431 cel(harm) 2hp str(16.14.12.10.8.)
Chase : for orchestra / Joey Roukens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic 2fl 2ob eh 3cl 3fg 4h 3trp 3trb tb timp 3perc pf str
Space of time : for orchestra, 1990 / Jan Rokus van Roosendael
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl fl-a 2ob eh 2cl cl-b 3fg 4h 3trp 3trb tb 3perc glock(cel) pf str
Analog Intelligence : for orchestra / Brendan Faegre
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 2fl 2ob eh 2cl cl-b 2fg cfg 4h 3tpt 2trb trb-b tb timp 4perc pf str
compositie
Approaching a City : for chamber orchestra, 2001 / Peter van Onna
Overige auteurs:
Onna, Peter van
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 11 oktober 2001- Nieuwe Buitensociëteit, Zwolle - Gelders Orkest o.l.v. Micha Hamel]. Approaching a City vormt het zevende deel van een orkestcyclus waarbij het picturale voorop staat. Het werk is geïnspireerd door het gelijknamige schilderij dat de Amerikaan Edward Hopper (1882-1976) in 1946 maakte. Zijn werk wordt gekenmerkt door verstilling en een geconstrueerde spanning die ontstaat doordat schijnbaar onverenigbare elementen naast elkaar worden gezet, teneinde een nieuwe werkelijkheid te creëren. Hopper wilde met zijn schilderij Approaching a City naar eigen zeggen "de verwachting, nieuwsgierigheid en angst uitdrukken die je voelt als je met de trein een vreemde stad binnenrijdt". We zien een momentopname van het ogenblik waarop een denkbeeldige trein (het object zelf is in het schilderij niet afgebeeld!) een dreigend uitziende tunnel binnenrijdt. Op de voorgrond van het schilderij zijn rails te zien (hierdoor ontstaat bij de toeschouwer het bewustzijn dat het zich
hier handelt om een uitzicht vanuit de trein), rechts op het doek torenen hoge gebouwen boven de tunnel uit waarbij tussen twee gebouwen in nog net een stukje helderblauwe hemel zichtbaar is. Het niet of gedeeltelijk schilderen van handelingen is een stilistisch kenmerk in het werk van Hopper, als gevolg hiervan speelt het gedeelte van de handeling welke niet is te zien zich verder in het hoofd van de toeschouwer af, hetgeen een zeer beklemmende werking heeft. De grondgedachte van het schilderij is op tweeërlei manieren in de muziek gebruikt. Ten eerste is een denkbeeldige trein als idee in de muziek verklankt. Als tweede worden de verwachting, nieuwsgierigheid en angst die je voelt als je met de trein een vreemde stad binnenrijdt (een zeer universeel en herkenbaar motief) gerealiseerd door het werk van de eerste tot en met de laatste noot een transformatie in klankkarakter te laten doormaken. Is het begin van het werk nog verstild en introvert, gedurende het verloop zal de muziek
steeds uitbundiger worden. In het slagwerk klinkt een bel die het stoppen en vertrekken van een trein, zoals dat gebeurt in de VS, nabootst. De lome en wiegende beweging van dit denkbeeldige vervoermiddel wordt gesymboliseerd door een dromerige en surrealistische atmosfeer. Deze stemming wordt nog versterkt doordat de muziek enkele malen wordt getransponeerd naar andere toonhoogteplateaux, bereikt via glissando's in de strijkers en de trombone, hetgeen op de luisteraar een disoriënterende werking heeft. Ondanks de verstilling bezit de muziek ook een zekere vaart en beweeglijkheid die tot stand komt door een continue slingerbeweging in zestiende noten en ostinato-ritmes die telkens gevarieerd worden. Gaandeweg het stuk treden steeds interrupties op die de gedachte van opwinding aan de naderende stad symboliseren. Eerst zijn ze nog latent aanwezig, in de vorm van een concertant jazzcombo'tje, zoals dat in een denkbeeldig café in een stad de gasten verpozing verschaft, maar later in het
stuk gaan de ritmes echter sterker stuwen, worden de interrupties uitbundiger en de orkestratie voller. Het genoemde jazzcombo bestaat uit gedempte trompet en trombone die het wahwah-effect ten gehore brengen, de klarinet die een heterogene tegenstem speelt, de piano speelt een ragtime begeleiding (gekenmerkt door een pompende beweging in de linkerhand), een contrabas speelt een zgn. walking bass, terwijl de sizzle cymbal het geheel completeert met een jazzy feel. Aan het eind van het werk wordt flink uitgepakt op een manier die karakteristiek is voor 17de-eeuwse Italiaanse ouvertures. Enkele elektrische autoclaxons (het symbool voor de stad) en een flamboyante slotgeste sluiten het werk af. - PETER VAN ONNA