gerelateerde werken
My Skeletonized Portrait : for violin and orchestra / Edward Top
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
vl-solo 3fl 2ob eh 2cl cl-b 2fg cfg 4h 3trp 2trb trb-b tb timp 3perc hp cel str
Quintetto : per pianoforte e quartetto d'archi / Jan Masséus
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Pianokwintet (piano, 2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
pf 2vl vla vc
Simurgh - Quintet : for 2 violins, viola, cello and piano / Victoria Poleva
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Pianokwintet (piano, 2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vn vl vc pf
Things that fall apart : for piano and string quartet / Martijn Padding
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Pianokwintet (piano, 2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
pf 2vl vla vc
compositie
Quintetto : for piano quintet, 2003 / Edward Top
Overige auteurs:
Top, Edward
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 2-5-2004 - Musis Sacrum, Arnhem - Amardi Kwintet). In dit werk worden de mogelijkheden van het arpeggio afgetast. Al in de diatonische introductie (Andante modesto, mt. 1-37), die van slechts enkele toonhoogten gebruik maakt, doemt het arpeggio als kleuring en contrast met de overwegend langzaam voortgaande bewegingen op. Het tweede gedeelte (Allegro moderato, mt. 38-56) leeft bij de gratie van het arpeggio, net als de daarop volgende passage (mt. 57-87) waar met name de strijkers er een bijzondere klank mee creëren. De speelwijze van het arpeggio is hier traditioneel, zoals voor de viool aangetroffen zou kunnen worden in romantische vioolconcerten, alleen de klank (geruis) die er hiermee bereikt wordt, wordt verkregen zonder druk van de vingers op de snaren uit te oefenen. Als een soort vermummificeerde romantiek. Het arpeggio wordt zeer grillig en onregelmatig toegepast in de 'Skelettendans' (mt. 88-171), een technisch hoogstandje voor met name de piano. Tempo Primo
(mt. 172-190) en Tempo del danza (mt. 192-2) zijn recapitulaties van reeds gepasseerde gedeelten. Het gedeelte tot en met maat 131 is een zegeviering van het arpeggio en klinkt met behulp van 'durchbrochene Arbeit' als één grote riedel. De quasi 'fuga' die volgt is geënt op het hoofdmotief dat al te horen was in mt. 87 met opmaat. Als uiterste consequentie van het arpeggio klinken apocalyptische sirenes aan het slot. Het epiloogje in de slotmaat is een echo van het hoofdmotief. - EDWARD TOP