gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Strijkkwartet : 1957/'58 / Ton de Leeuw
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
Miniature NÂș 2 : for string quartet / Khadija Zeynalova
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vn vla vc
String quartet no. 1 : 2003 / Joey Roukens
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
compositie
Strijkkwartet : 1973-'75 / Guus Janssen
Overige auteurs:
Janssen, Guus
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit strijkkwartet is gebaseerd op een twaalftoonreeks, die is te herleiden tot steeds drie versies van een verminderd septiemakkoord, welke drie versies op een afstand van een verminderde sext van elkaar liggen. Elk verminderd septiemakkoord biedt de mogelijkheid voor vier tonale oplossingen. De twaalftoonreeks en haar elf varianten worden op de 'klassieke' wijze gebruikt, waardoor atonale muziek ontstaat, die echter door de constructie rond het verminderd septiemakkoord allerhande tonale implicaties heeft. Het eerste deel is als een sinfonia uit de Barok: langzaam-snel-langzaam. De langzame hoekdelen hebben ook de bijbehorende ritmische structuur uit de Barok. Deze delen maken voortdurend gebruik van verminderde septiemakkoorden met verschillende oplossingen, die weliswaar gelijktijdig optreden en dus een versluierd tonale werking hebben. Het snelle tussendeel begint zoals het hoort, maar struikelt in de tweede maat. De toestand is dan in alle parameters zo diffuus mogelijk en
langzaam groeit de muziek weer toe naar haar beginsituatie. Het tweede deel gebruikt de reeks als een steeds tweestemmige lijn, van de ene kwint (kwart), via een verminderde kwint of kwart naar de andere. Dit spel van al dan niet tonale oplossingen, gekoppeld aan het rubato-ritme, veroorzaakt een 'lyrisch' moment in het stuk. Het derde deel is een volstrekt atonaal gebruik van de reeks, gecombineerd met het voortdurend naar buiten treden van volledig tonale momenten, die eveneens uit de reeks voortkomen. Tenslotte volgt nog een coda, waarin alle in het stuk voorkomende elementen nog eens aangehaald worden en met elkaar interfereren. - GUUS JANSSEN