componist
Henk Badings is een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, volgens musicoloog Leo Samama. Hij roemt hem als "een veelzijdig kunstenaar die ogenschijnlijk moeiteloos omschakelt van de ernstige ...
gerelateerde werken
Concerto : for viola and string orchestra, 1965 / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Altviool en strijkorkest
Bezetting:
str vla-solo
Adela I : for oboe and tape, 1977 / Will Eisma
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Hobo; Elektronica met verschillende instrumenten; Hobo met elektronica
Bezetting:
ob tape
Antiphonie : voor blaaskwintet en vier klanksporen / Ton de Leeuw
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaaskwintet; Elektronica met verschillende instrumenten; Blaaskwintet met elektronica
Bezetting:
fl ob cl h fg tape
Modi-fications : for large marimba and tape, 1990 / David Little
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Slagwerk; Elektronica met verschillende instrumenten; Slagwerk met elektronica
Bezetting:
mar tape
compositie
Trio no. XI : voor twee violen en archifoon in het 31-toonssysteem, 1981 / Henk Badings
Bevat:
Réflexions
Évocation
Danse finale
Toelichting:
Program note (Dutch): Uit praktische overwegingen heeft de archifoonpartij een begeleidende functie en is ook eenvoudig gehouden. De archifoon met zijn 31-toetsen per octaaf, die in ieder octaaf om greep-technische redenen drie maal voorkomen, hetgeen een keuze uit meer dan 90 toetsen binnen het octaaf biedt, is moeilijk bespeelbaar. Zodoende bestaat dit trio uit twee op de voorgrond tredende virtuoze vioolpartijen en een begeleidende archifoonpartij. Er zijn drie delen: 1. Prestissimo, 2. Adagio en 3. Allegro molto. Het zeer beweeglijke eerste deel heeft de ondertitel Réflexions. Het uit passages en ritmische akkoordonderbrekingen bestaande gegeven wordt in omkering van de toonhoogte gespiegeld en daarna worden deze twee fragmenten in omkering van de tijd gespiegeld (retrograde beweging). Het langzame tweede deel heeft een 7/4 maat met ongelijke teleenheden. Ook dit deel vertoont gespiegelde structuren, waardoor de elegische hoofdgedachte in hoge bovenharmonischen later in een structuur van
benedenharmonischen terugkeert (een van de mogelijkheden van de 31-toonstemming). De snelle Finale heeft een danskarakter in een additief ritme. Door een andere aan de 31-toonstemming voorbehouden mogelijkheid, namelijk het gebruik van de slendro-tonaliteit, klinkt dit 'oosters'. Voor de notatie en beschrijving van 31-toons-intervallen kan verwezen worden naar de inleidingen tot de Sonates III en IV voor 2 violen van dezelfde auteur. - HENK BADINGS