gerelateerde werken
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor en orkest
Bezetting:
2222 4331 timp perc hp str (GK4 ad lib. in finale)
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
str fl-ob-vl-vc-solo
Zoek : voor piccolo, klavecimbel en strijkorkest, 1993 / Guus Janssen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
str pic-cemb-solo
Impossible future : for soli and small orchestra, (1972) / Koos Terpstra
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
2220 1110 pf/el.org str ensemble-solo
compositie
Concerto Rotterdam : voor jazz-combo en symfonie-orkest / Jurriaan Andriessen
Overige auteurs:
Andriessen, Jurriaan
(Componist)
Bevat:
Lento tranquillo
Molto lento
Rondo (Allegro vivo)
Toelichting:
Program note (Dutch): De bouw van het werk is die van een klassiek concert, dus driedelig. Het idioom is gebaseerd op het twaalftoonssysteem, om een eenheid te bewerkstelligen tussen de symfonische en de jazzmuziek. Dit brengt met zich mee dat de jazz-musici moeten improviseren op de twaalftoonsstructuur. Het is technisch mogelijk om uit samengestelde twaalftoonsharmonieën normale harmonieën af te leiden. Op de momenten, dat de solisten moeten improviseren, staat in hun partij de twaalftoonsmelodie met daaronder de afgeleide harmonieën. Het resultaat is dat de solisten in de sfeer van de free-jazz terecht komen. Het gevaar, dat de improvisatie een amusementskleur krijgt is daar mede bezworen. Het eerste deel begint met een langzame inleiding, waarin de motieven in de kiem te horen zijn. Na een orkestraal deel zet het combo in met het eerste thema. Daarna komt de orkestrale overgang (de brug). Het combo valt in met het tweede thema samen met de violen en fluiten. Dan volgt een verkorte reprise, waarbij
het orkest het hoofdthema speelt. Het tweede deel begint ook met een orkestrale inleiding en het combo volgt met het hoofdthema, waarin de twaalftoonsreeks wordt opgesteld en doorgewerkt. Dan ontwikkelt zich uit het ritme van een langzame versie van het hoofdthema een zeer snelle wals, die in canon-vorm tot een grote climax voert, waarna het eerste gedeelte terugkeert met een coda gebaseerd op de inleiding. Dit tweede deel is dus gewoon de driedelige liedvorm. Het derde en laatste deel is een rondo. Het begint met een opbouw van ritmen in het orkest tot het combo het rondo-thema inzet, gevolgd door diverse soli. Daarna volgt een langzaam middenstuk (het alternatief), waarin themata uit het eerste en tweede deel worden teruggehaald. Het rondo komt terug, voerende van een uiterst pianissimo tot een uiterst forte. - JURRIAAN ANDRIESSEN