gerelateerde werken
Atlantische dansen : voor piano en klein orkest, (1955) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
1121 1220 perc str pf-solo
Nederlandse dansen : voor orkest, (1957) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 4230 timp 2perc str
Weense Wals : for orchestra / Julius Hijman
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl 2ob 2cl 2fg 2h tpt timp str
Der nächtliche Wanderer : for symphony orchestra / Reinbert de Leeuw
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 3fl 2ob eh 3cl cl-b 3fg fg-c 4h 3trp 2trb trb-b tb timp 4perc pf hp str
compositie
Symphonische klankfiguren : (Symphonie nr. 12), (1964) / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 20-10-1964 - Scheveningen - Residentie Orkest o.l.v. Willem van Otterloo]. - Een aantal symfonische episoden, waarin telkens andere instrumenten of instrumentengroepen op de voorgrond komen, zijn hierin vrijwel zonder onderbreking tot een reeks aaneengevoegd. De reeks wordt geopend door een langzame inleiding, waarin tonen van celesta, vibrafoon, harp en celloflageoletten boven een donkerruisende achtergrond verschijnen. Een opvallend element vormen daarna trioolritmen in de pauken, die zich als afsluiting van de inleiding verdichten tot een rinforzando-triool in het volle orkest. De tweede episode heeft een achtergrond van nerveuze houtblazersfiguren en een even later inzettende voorgrond, voornamelijk bepaald door koperblazers en pauken, maar met strijkersglissandi in de interpuncties. In de derde episode zijn de houtblazersfiguren gecombineerd tot vibrerende slagen als achtergrond voor een ontwikkeling van de koperblazersmotieven. In deze tuttiklank ontstaan
openingen, waarin pianissimo harmonieën in de violen hoorbaar worden. De vierde episode brengt een solistisch hobo-terzet met een begeleiding van harpglissandi en trommelritmen. In de vijfde episode verschijnt een lyrische hoornmelodie tegenover dalende vioolpassages. Deze melodie wordt door een kwartet van klarinetten overgenomen. De zesde episode heeft een beweeglijke achtergrond van wisselende motieven in houtblazers, slagwerkers en strijkers. De voorgrond ligt eerst in drie trompetten, later in drie trombones. In thematisch opzicht is hier verwantschap met de derde episode. De zevende episode is een zangerig Adagio, waarin eerst een hobosolo begeleid wordt door in vier groepen gedeelde celli. De fluit neemt de melodie over, aanvankelijk begeleid door het strijkorkest, doch geleidelijk gaan steeds meer instrumenten aan de begeleiding deelnemen. De fluitmelodie ontwikkelt zich tot brillante solistische passages, waar de trompetsolo de melodische leiding overneemt. De afsluiting van
de omvangrijke zevende episode wordt gekenmerkt door een kwartet van fluiten, begeleid door donker getimbreerde slagen. De achtste episode is een fuga. Het thema verschijnt in de fagot, waarna allerlei andere instrumenten en instrumentengroepen het overnemen (eerste violen, Engelse hoorn, altviolen, contrabassen, celli, tweede violen, trompet). De fugatische stemmen worden omspeeld door snelle houtblazers- en strijkersfiguren. De thema-inzetten volgen steeds sneller op elkaar, totdat er uiteindelijk een 'stretto par contretemps' ontstaat, dat wil zeggen: een zodanige inschuiving van het thema, dat de opmaat van de volgende stem verschijnt op de neerslag van de vorige. Ondanks deze contrapuntische competities is deze episode toch een speels en scherzo-achtig gedeelte. Tot slot volgt een groep verwante episodes, die alle gekarakteriseerd worden door canonisch beantwoorde motieven in het koper en in de hobo's boven een ostinato basfiguur. Het maestoso-tempo wordt in deze finale episodes
geleidelijk opgevoerd tot aan de lichtende slotklank. - HENK BADINGS