gerelateerde werken
Fleur miroir : pour hautbois, clarinette et basson, 1984 / Will Eisma
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
ob cl fg
Cinq impromptus : für Kammerorchester, 1958 / Ton de Kruyf
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
1222 2110 perc str
De Profundis : Version 2019, for large symphony orchestra / Alexey Retinsky
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 2fl 2ob eh 2cl cl-b 3fg/cfg 4h 3tpt 3trb tb perc hp str
Cybernetic object / Cybernetisch object : for orchestra / David Porcelijn
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
core group: 1011 sax-t 0001 3perc hp(ampl.) pf el.cemb free groups: 4442 2220 2vl-2vla-2vc-2cb-ampl.
compositie
Terzo concerto : per orchestra / Will Eisma
Overige auteurs:
Eisma, Will
(Componist)
Bevat:
Allegro furioso
Adagio
Allegro moderato
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit werk werd gecomponeerd in het voorjaar van 1960 te Rome. Het is opgedragen aan mijn leermeester Goffredo Petrassi en is geschreven voor een uitgebreide symfonische bezetting. In het laatste deel is tevens van een cembalo gebruik gemaakt. De bouwsteen van het eerste deel is een structuur van zes tonen. Elke groep van drie tonen is opgebouwd uit een reine kwart en een kleine secunde. Deze structuur is een onderdeel van de twaalftoonsrij, die aan het gehele werk ten grondslag ligt. In de vorm kan men verschillende korte perioden opmerken: een inleidend gedeelte A van 16 maten dat onmiddellijk gevarieerd wordt, een periode B van elkaar overlappende crescendi (maten 37 t/m 43), een periode C waarin drie groepen - hout, koper en strijkers - tegenover elkaar geplaatst worden (44 t/m 56), een overgangsperiode D waarin het klarinetmotief van de derde maat wordt uitgewerkt (69 t/m 77) en ten slotte enkele van de voorgaande gedeelten die gevarieerd worden. Het geheel ziet er dan aldus
uit: A A B C D A B C en een Coda. In het tweede deel zijn drie perioden te onderscheiden (de eerste tot maat 21, de tweede tot maat 36 en de derde van maat 37 tot het slot), waarvan de derde periode de kreeft is van de eerste. Het karakter van dit deel is veel lyrischer en rustiger dan dat van het eerste deel. Het laatste deel begint met een inleiding, waarin aan het cembalo, de harp en het slagwerk een belangrijke rol toebedeeld zijn. Hierop volgt een allegro, dat in de vorm van een chaconne geschreven is, namelijk een thema van tien maten met acht variaties en een coda. - WILL EISMA