gerelateerde werken
Quintetto : per flauto, oboe, clarinetto, fagotto e corno, 1956 / Berend Giltay
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaaskwintet
Bezetting:
fl ob cl h fg
Preludio all'infinito : per orchestra / Diderik Wagenaar
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic fl fl(pic) 2ob eh 2cl cl-b cl-cb 2h 3trp 2trb tb 2perc str(6.6.4.4.2.)
Hysteria at penumbra slumbers : for orchestra, 1993 / Kim Bowman
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 3shawm-b/3sax-bas 6431 5perc hp pf str
Drei Praeludien und Fugen : for orchestra / Julius Röntgen; edited by John Smit
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 2fl 2ob 2cl 2fg 4h 3tpt 3trb tb timp perc triangle hp cel str
compositie
Sinfonia - piccola : (1962), per orchestra / Berend Giltay
Overige auteurs:
Giltay, Berend
(Componist)
Bevat:
Adagio
Andante (funèbre)
Finale (Presto)
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit werk werd gecomponeerd met de bedoeling het te laten spelen door jeugd- of amateur-symfonieorkesten; het heeft zich intussen ook een plaats veroverd op de programma's van beroeps-symfonieorkesten. De orkestbezetting is klein: dubbel bezette houtblazers zonder fagotten, één hoorn, pauken, slagwerk en strijkorkest.
Het eerste deel begint met een langzame inleiding, waarin het eerste thema van het hieropvolgende 'Allegro con spirito' aangeduid wordt. Dit eerste markante thema wordt in het zo even genoemde allegro con spirito door de hoge strijkers en hoorn gespeeld. Het tweede thema heeft een lento-achtig karakter en wordt door de hobo geïnterpreteerd. Na een korte doorwerking volgt de reprise.
In het tweede deel, Andante, wisselt het zacht beginnende strijkorkest af met een hobo/ klarinetsolo en gecombineerde blazersklanken van piccolo, fluit, hobo's en klarinetten.
Het laatste deel, Finale - presto, is een uitbundig stuk muziek. De kenmerkende eigenschappen van dit deel zijn: een steeds terugkerend rondothema, gedragen door motorische zestiende-figuren in de strijkers, afgewisseld door een lichtvoetig walsachtig thema, dat ritmisch door twee klarinetten en fluit wordt begeleid. Als midden- of tussenstuk fungeert een Lento, waarin uit een verstilde strijkersklank een hobosolo opstijgt. Plotseling weerklinken dan weer in forte de motorische zestiende-figuren van de strijkers, gevolgd door een korte doorwerking, waarna als reprise het rondo-wals-rondothema terugkeert, waarmee het werk afsluit. - BEREND GILTAY