componist
Ton Bruynèl is de eerste Nederlandse componist die een eigen elektronische studio inricht. In vrijwel al zijn werk gebruikt hij combinaties van live gespeelde muziek en op band vastgelegde klanken ...
gerelateerde werken
Dialogue I : bass clarinet, soundtracks, 1976 / Ton Bruynèl
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Klarinet; Elektronica met verschillende instrumenten; Klarinet met elektronica
Bezetting:
cl-b tape
Suite voor jeugdorkest : (8 augustus 1968) / Hans Osieck
Genre:
Orkest
Subgenre:
Schoolorkest; Orkest
Bezetting:
2221 2200 timp perc pf4h str(vl vc cb)
Malpaís con campanas : for large orchestra, 1997-2000, revision 2005 / Gustavo A. Trujillo
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 4341 3perc cel(pf) pf str
Die stem van Suid-Afrika : for orchestra / Israel Olman
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
compositie
Phases : for four soundtracks and orchestra / visualized by Tolis Panagopoulos, Ton Bruynèl
Toelichting:
Program note (Dutch): Het is een symfonisch werk dat uit 2 delen bestaat. De uitvoering geschiedt door middel van luidsprekergroepen die voor de ruimtelijke weergave van de klanksporen in een kader staan opgesteld. Het orkest in de gebruikelijke bezetting achter de luidsprekers 1 en 2 vooraan. De klanksporen worden in de titel het eerst genoemd omdat zij de belangrijkste muzikale beweging verklanken. De gekleurde ruisen zijn de basisklanken. Het orkest speelt de tonen, de contouren uit de massa. Evenals bij veel voorgaande composities is ruis als oervormeloosheid van het geluid gekozen als het dichtste cluster waarbinnen, evenals bij het licht, het spectrum van alle voor ons hoorbare tonen ligt. Het zonlicht door een regenbui laat ons even de belangrijkste kleuren zien. Het geluid van de branding van de zee en de storm, ruimtelijk, imponeert ons. De goal in een vol stadion treft pas echt doel. Toch zijn bij iedere enthousiaste menselijke kreet afzonderlijk tonen hoorbaar, maar opgenomen in de massa:
'ruis'. De karakteristieke aantrekkingskracht van luisteren en meedoen in een zingende massa veroorzaakt interferenties en gekleurde (tonale) ruis. Ook zichtbaar bij de opstelling van onze orkesten is daarbij de gekleurde ruisvoorkeur ingebouwd. De strijkstokken met haar en met hars ingewreven, geven met microverschillen bij een groot aantal tegelijk spelende violen, altviolen, celli en bassen een ruisachtig klankgordijn vooraan. Het hout, koper en slagwerk erachter en daarachter bij oratorium opnieuw een gigantisch ruiskleur van stemmen. Bij Phases neemt de quadrafonische opstelling en ruimte een belangrijke plaats in. Het antifoneren en het verplaatsen van de klanken door de ruimte geven een massale beweging die de ruimte zelf tot instrument maakt. De vorm bestaat dan ook uit inkrimping en uitzetting van continuklanken. Het eerste deel is een introductie, gericht op het binnengaan van strijkersgeruis. Elektronisch gerealiseerd, ontstaat er een ruiskleur waarin strijkinstrumenten en
de houtblazersgroep enkele grondtonen en harmonische accentueren. Dit korte deel geeft een versmelting, het begin van de idee in klank: Phases. In het tweede deel krijgen alle groepen uit het orkest (strijkers, houtblazers, koper, slagwerk) afzonderlijk en overgaand in elkaar deze symfonische gedachte te vertolken. Het instrumentaal accent van het orkest ligt dus bij de tonen waarbij zoveel mogelijk intonatie en figuratie is vermeden om, wie luistert, de klankkleur vrij te laten van instrumentale gewoonten en gebruiken. Phases klinkt uit in een tutti van grote klankvelden. In een diminuendo maakt zich één grondakkoord los naar de stilte. - TON BRUYNÈL