gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Quaterni I per orchestra : (1979) / Jan van Vlijmen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl fl(pic fll-a) 2ob eh 3cl 2cl-b 4fg cfg 4h 3trp 4trb tb cymb mar man 2hp str(16.16.12.12.8.)
Anabasis : voor orkest, 1984 / Jan Rokus van Roosendael
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic 2fl 2ob eh 2cl cl-b 2fg cfg 4h 3trp 3trb tb 4perc cel hp pf str
Kleine Haagse suite : voor klein orkest / Alexander Voormolen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2111 0100 perc cel str
compositie
Concertino : voor orkest en jazz-quintet / Otto Ketting
Overige auteurs:
Ketting, Otto
(Componist)
Bevat:
Andante
Allegretto
Adagio
Toelichting:
Program note (Dutch): De titel van het werk geeft reeds aan wat de compositie niet is: geen concert voor jazzsolisten met symfonische begeleiding maar een - niet al te zwaartillend - werk voor orkest (in een bescheiden bezetting die het instrumentarium van een symfonie van Mozart nauwelijks overschrijdt) en een klein jazzensemble (in de zeer gebruikelijke samenstelling van trompet, tenorsaxofoon, piano, contrabas en drums) als belangrijke, afzonderlijke groep. In de drie delen van het Concertino wordt onder meer steeds een ander facet van het jazz-materiaal aangewend. Het eerste deel is driedelig: een inleidend Andante gaat over in een meer motorisch Allegro, totdat de inleiding verkort terugkeert. Het aandeel van het jazzkwintet (in een orthodoxe vorm van thema-improvisaties-thema) bepaalt een kort rustpunt in de totale structuur van dit deel: de vrije atonaliteit van inleiding en Allegro mondt uit in de hier aan tonaliteit gebonden jazzvorm. Het tweede deel heeft het karakter van een intermezzo
tussen beide uitgebreide hoekdelen, en voert zonder tempowisseling naar het slot waarin het jazzaandeel zich beperkt tot een afgeleide vorm: een Zuid-Amerikaans dansritme. De finale opent met een Adagio waarin het strijkorkest op de voorgrond treedt. Een ostinatofiguur voert het aansluitende Allegro ten einde. Het jazzkwintet krijgt weer gelegenheid tot korte improvisaties en fungeert verder als ritmesectie waaraan het symfonieorkest later (gecomponeerde) 'improvisaties' toevoegt. Tenslotte nog een opmerking: het is het eerste Nederlandse werk van deze aard. De betekenis daarvan ligt mijns inziens vooral in het feit dat hiermee een vertrekpunt is gecreƫerd voor komende werken in dit genre. - OTTO KETTING