gerelateerde werken
Cinq hymnes : for mixed choir, 2 pianos and percussion, 1987/88 / Ton de Leeuw
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor en instrumenten; Gemengd koor
Bezetting:
GK4 2pf ; GK4 ; GK4 2pf 2perc ; GK6 ; GK4 2pf 2perc
Per ardua : symphonische suite / Harold C. King
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 4231 timp perc (org ad lib.) str
Twenty-Five : for symphony orchestra / Hanna Kulenty
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
4444 6441 perc hrp pf str
Der nächtliche Wanderer : for symphony orchestra / Reinbert de Leeuw
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 3fl 2ob eh 3cl cl-b 3fg fg-c 4h 3trp 2trb trb-b tb timp 4perc pf hp str
compositie
Ombres : voor symfonieorkest, 1960/1961 / Ton de Leeuw
Overige auteurs:
Leeuw, Ton de
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 7-10-1962 - Concertgebouw, Amsterdam - Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink) - In een vorig orkestwerk, de Mouvements rétrogrades, werd de muziek vergeleken met een ronddraaiend kristal dat aan zichzelf gelijk blijft, maar voortdurend andere lichtwaarden reflecteert. Dezelfde statische conceptie vinden we terug in het orkestwerk 'Ombres', maar nu met geheel andere formele middelen gerealiseerd. De bewegingen in de muziek zijn hier wellicht vergelijkbaar met de geheimzinnige, zichzelf in evenwicht houdende krachten van de natuur, en met haar wonderlijk complexe vormenwereld waarvan de wetmatigheden slechts langs de wegen der menselijke intuïtie benaderbaar zijn. De titel wil aangeven, dat de muziek, als menselijk geordende beweging, hiervan slechts een schaduwbeeld kan geven. Bovenstaande vergelijking heeft pas dan zin, als de achtergrond ervan belicht wordt. De weerspiegeling van buiten en boven de mens staande krachten houdt namelijk in dat de muziek ophoudt een
al te subjectieve expressie te zijn. Het ik van de kunstenaar treedt naar achteren. Niet de wilsacte, maar de overgave wordt primair, hetgeen een persoonlijk handschrift geenszins uitsluit. Deze conceptie is in strijd met die van de meeste muziek, die in de Europese concertzalen wordt uitgevoerd. Daarentegen is zij bepalend - om ons tot de levende muziek te beperken - voor de belangrijkste muziekculturen buiten Europa. Het is dan ook niet toevallig, dat naast een keuze uit seriële middelen enkele muziektechnische aspecten met name uit India een grote rol spelen. Het heeft weinig zin hierover in details te treden. Slechts zij nog vermeld dat het werk vier delen heeft, en dat voor de bezetting in principe is uitgegaan van het normale orkest, waarin echter ook een belangrijke plaats is toebedeeld aan slag- en tokkelinstrumenten. - TON DE LEEUW