componist
Ton de Leeuw (16 november 1926, Rotterdam) ontwikkelt zich tot één van de belangrijkste Nederlandse componisten van de 20ste eeuw. Zijn vroege inspiratiebronnen zijn Béla Bártòk en Willem Pijper. Na ...
gerelateerde werken
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
pf
Onderweg : voor orkest, (1973) / Misha Mengelberg
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2223 2220 4perc str (moulinette musicale ad lib.)
De vliegende Hollander : = The flying Dutchman, 1930 / Matthijs Vermeulen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3433 4331 timp perc hp str
SLASH : for orchestra / Chiel Meijering
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl ob 4sax fh 4trp 4trb perc dr epf 2eg ebg 2vl vla vlc db
compositie
Alba : concerto da camera for small orchestra, 1982, r[evised] 1986 / Ton de Leeuw
Toelichting:
Program note (Dutch): Alba, (dageraad) is de titel van dit concerto da camera uit 1982. De muzikale schrijfwijze wordt op veel plaatsen gekenmerkt door een paarsgewijze behandeling van gelijke instrumenten (2 hoorns, 2 violen) of groepen van instrumenten. Dit geeft aanleiding tot het ontstaan van een aantal zogenaamde gymels (tweelingszangen), die door het hele werk heen opduiken. Sommige ervan treden maar één keer op, andere laten zich herhalen, al of niet gevarieerd. De modale structuur van het werk wordt onder meer bepaald door het optreden van twee met elkaar verwante modi, die - afhankelijk van het muzikale verloop - apart of gecombineerd gebruikt worden. Dit muzikale verloop weer wordt beheerst door een tijdstructuur die in opzet het best vergeleken kan worden met die van de Indiase klassieke muziek, maar die als zelfstandig element is geïntegreerd in een hedendaagse vormentaal. Het eerste deel start al onmiddellijk met een groep van drie elkaar opvolgende gymels (2 hoorns - 2 hobo's - 2 hoorns).
Daarna zetten de strijkers in, vanuit de lagere regionen (gymels in 2 contrabassen en 2 altviolen) geleidelijk opklimmend, waarbij de gymels gaandeweg opgaan in het totaal, om tegen het einde weer op te duiken. Het tweede deel is overwegend langzaam en kenmerkt zich door onder andere de opeenvolging van een aantal episodes die onderling contrasteren in beweging en karakter. De laatste van deze episodes sluit zonder onderbreking aan op het begin van het derde deel. De beweging van dit laatste deel is snel en continu. Men zou misschien kunnen denken aan één grote rondedans die alsmaar doorgaat, maar waaruit steeds andere stukjes worden belicht. - TON DE LEEUW