gerelateerde werken
La fin de la journée : pour voix de femme et 9 instrumentistes, 1980 / Frans Vuursteen
Genre:
Vocaal
Bezetting:
sopr/sopr-m fl(fl-a) ob cl fg pf vl vla vc cb
Da uno spazio bianco : for orchestra / Giuliano Bracci
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
fl fl(pic) 2ob 2cl 2fg 2h 2trp 2trb trb tb perc hp str
De Dauwboog : for orchestra / Reza Namavar
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic 2fl ob ob(eh) 3cl 2fg cfg 4h 3trp 3trb tb timp 4perc hp pf(cel) str
Suite voor orkest : (1954) / Karel Mengelberg
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2200 timp str
compositie
Spleen : for nineteen players / Frans Vuursteen
Overige auteurs:
Vuursteen, Frans
(Componist)
Toelichting:
In het gedicht Spleen van Charles Baudelaire, waarin levensmoeheid centraal staat, worden in de eerste drie coupletten een aantal situaties geschetst als voorwaarde voor de gebeurtenissen in de laatste twee coupletten. Het pizzicato-motief met de lage none (hoorns + contrabas), gevolgd door de flageolet-canon (respectievelijk de maten 24 en 25) duiden op het eerste gegeven: duisternis ontstaan uit een lage, grauwe lucht, die als een deksel drukt op de met zorgen gekwelde geest. De tweede voorwaarde (de aarde gezien als een gevangenis, waarin de Hoop als een vleermuis telkens tegen het verrotte plafond vliegt: maat 36 t/m 80) wordt door de twee hobo's en de strijkers uitgebeeld. Hierna symboliseert de strijkersgroep (met uitzondering van de contrabas) in flautando tremolo's de onophoudelijke regen (= tralies) als derde voorwaarde (maat 81 t/m 104) en worden de spinnen (= vierde voorwaarde), die de hersenen bedekken met hun webben, uitgebeeld door de zestiende beweging van de eerste en tweede violen en hoorns, afgewisseld met een trillerbeweging in alten en cello's (maat 105 t/m 153). Na het intermezzo (blazers soli met onder andere Engelse hoorn, maat 154 t/m 190) wordt via een langzaam opgebouwde strijkerscluster het hoogtepunt voorbereid (= eerste van de laatste twee coupletten: gebruik van klokken, vergeleken met klagende, voor altijd verloren zijnde geesten, gesymboliseerd door de vier blazers (maat 212 t/m 221)). Hieruit volgt het laatste couplet (Doodsangst als overwinnaar van de Hoop), waarin een trillerbeweging, gebaseerd op de maten 134 t/m 142, geleidelijk overgaat in een Col Legno Battuto-gedeelte met aansluitend een kort blazerscoda en een Bartók pizzicato. - FRANS VUURSTEEN