componist
Jan van Vlijmen componeert kamermuziek, opera's, liederen en orkestwerken. Zijn oeuvre is sterk beïnvloed door de seriële muziek van Arnold Schönberg. Ook voelt hij zich aangetrokken tot de weelderige klankpatronen ...
gerelateerde werken
Genre:
Opera, muziektheater
Subgenre:
Muziektheater
Bezetting:
soloists 3GK4 rec 0340 3sax 0331 2g el.cemb cembalet clavinet pianet 5el.org 2pf 4vla 5vc cb electronics
Symfonische variaties : voor blazers, piano en slagwerk, 1986 / Wim Stoppelenburg
Genre:
Orkest
Subgenre:
Blazersensemble (9 en meer spelers)
Bezetting:
3333 4331 2perc pf(cel)
Genre:
Orkest
Subgenre:
Blazersensemble (9 en meer spelers)
Bezetting:
2222 2221 3perc
Genre:
Orkest
Subgenre:
Blazersensemble (9 en meer spelers)
Bezetting:
pic 2fl 3ob 4cl cl-b fg 4sax 4h 3trp 4rb 3euph tb vibr mar 2perc vc cb
compositie
Per diciassette / Jan van Vlijmen
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 1-7-1968 - Rotterdam - Slagwerkgroep Amsterdam en Nederlands Blazersensemble o.l.v. Edo de Waart).
Dit werk is geschreven in opdracht van de Gemeente Amsterdam en wel uitsluitend voor blaasinstrumenten: 3 fluiten, 1 hobo, 1 oboe d'amore, 1 Engelse hoorn, 1 klarinet, 1 basklarinet, 1 tenorsax, 4 hoorns, 3 fagotten en 1 contrafagot.
De drie fluiten dienen te worden opgesteld achterin de zaal als tegenwicht tegen de zich op het podium bevindende 4 hoorns en 3 fagotten. De overige instrumenten dienen rondom het publiek te worden opgesteld. Deze wijze van groeperen van de bepaalde instrumenten houdt een zekere tegenstelling in: de blokvormige groepering op het podium en de 3 fluiten achterin de zaal en de gedifferentieerde opstelling van de overige instrumenten houden uiteraard verband met wat er in het stuk gebeurt. Daarin staan tegenover elkaar een soort polyfonie en een monoliete blokvorming. Er is een ontwikkeling te constateren van differentiatie naar monolitische klankblokken, waarvan onder andere de monoritmiek karakteristiek is. Voor het stuk is deze groei wezenlijk bepalend. In de opbouw is een ambivalentie aanwezig, omdat er een streven is naar consolidatie, gedemonstreerd door het overgaan van de onafhankelijkheid naar de blokvorming. Tegelijkertijd echter is sprake van een zekere afbraak, het stuk gaat
'kapot'. Deze contradictie is opgeroepen als middel ter verkrijging van spanning.
Globaal is het werk in vijf delen te verdelen. Het eerste deel wordt bepaald door het 'gekwetter' van de zes rond het publiek opgestelde instrumenten, die met hun individuele interjecties het de blokvormige groepering op het podium moeilijk maken.
In het tweede deel gaan de blokvormige groepen zich losmaken van de zes 'kwetteraars'. Muzikaal gezien vormt dit de verbinding tussen het eerste en derde deel.
Dit derde deel vormt een soort integratie tussen de groep op het podium en de groepen in de zaal.
In het vierde deel vervullen de fluiten eenzelfde soort functie als de hoorns in het tweede deel: in deze beide delen komt dus blokvorming expliciet naar voren.
De integratie die tenslotte in het vijfde deel tussen alle instrumenten optreedt heeft niet de betekenis van een climax. De met het woord 'afbraak' aangeduide beperking van het toonmateriaal ontneemt aan de integratie het karakter van een bekroning. - JAN VAN VLIJMEN