gerelateerde werken
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
pf
Triptychon : voor koperkwintet, 1982, [Reeks van zes stukken], 2 / Ludwig Otten
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Koperkwintet; Koperensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
h 2trp trb trb-b/tb
Partita opus 77 : brass quintet nr. 3, 1990 / Jo van den Booren
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Koperkwintet
Bezetting:
h 2trp trb tb
Simulacrum : for brass quintet / Robert Groslot
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Koperkwintet
Bezetting:
h 2trp trb tb
compositie
Quintuplum : for brass quintet, 1988 / Joep Straesser
Overige auteurs:
Straesser, Joep
(Componist)
Bevat:
Vivace
Allegretto
Adagio
Tempo I, allegro-Tempo II, andante
Moderato
Toelichting:
Program note (Dutch): Quintuplum voor koperkwintet is een vijfdelig werk met een symfonische karakteristiek, hoewel niet in de gebruikelijke zin van het woord.
Het afwijkende aspect t.a.v. dit symfonische karakter zit hem in het feit dat het basismateriaal van het werk wel in het eerste deel wordt geƫxposeerd maar pas in de volgende delen wordt verwerkt. Daarnaast heeft ieder (volgend) deel een heel eigen karakter, zodat de elementen van deel 1 die in een volgend deel terugkeren zich a.h.w. in een "vreemde" omgeving waar moeten maken. Zo liggen aan het "molto piu mosso" gedeelte uit deel 2 de eerste drie tonen van het basismotief van deel 1 ten grondslag (stijgende grote- en kleine secunde), aan het derde deel - een "In memoriam" voor Johan van den Boogert - de dalende secunde, die de top vormt van ditzelfde basismotief, terwijl we in het "poco piu mosso" een variant terugvinden van het "meno mosso" gedeelte uit 1: de langzamere muziek uit 1 wordt de snellere muziek in 3! De melodiek van deel 4 grijpt eveneens terug op de top van het basismotief - dalende kleine secunde - maar nu gevolgd door een dalende terts, terwijl het middengedeelte van
4 (con anima) in ritmisch opzicht teruggrijpt op de reeds genoemde "molto piu mosso' muziek uit deel 2 en dus indirect ook weer op deel 1. In deel 5 wordt o.a. de "bijzondere" cuivrez-toon (hoorn) uit deel 1 verder uitgewerkt, een variant op de melodiek uit deel 4 komt terug en uiteindelijk wordt, als afronding van het werk, het eigen motief van 5 gecombineerd met het genoemde basismotief van 1 zodat de cirkel zich weer sluit. Enerzijds bezit dus elk deel een heel eigen karakter, anderzijds fungeren bepaalde elementen, voornamelijk uit het eerste deel, als een bindmiddel tussen de delen onderling hetgeen het werk als geheel een zeer hechte samenhang verleent. - JOEP STRAESSER