gerelateerde werken
Fusion à six : symphonic music for string quartet, bass clarinet and piano, 1980 / Joep Straesser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaas en strijk en toetsinstrument(en)
Bezetting:
cl-b 2vl vla vc pf
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
str
A Slice of Pizza : for string orchestra / Sonja Schwedersky
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
str
De profundis : pour orchestre à cordes / Henk Klop
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
str
compositie
Symphony for strings : (2nd symphony), 1989 / Joep Straesser
Overige auteurs:
Straesser, Joep
(Componist)
Bevat:
Moderato
Allegro energico
Adagio
Molto tranquillo-Allegro
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: september 1990 - Beurs van Berlage Amsterdam - Radio Symfonie Orkest o.l.v. A. Tamayo (Gaudeamus Muziekweek)).
Aan de Symfonie voor strijkers ligt een intervalcel ten grondslag die bestaat uit een kleine terts plus kleine secunde die tezamen een verminderde kwart vormen (e - g - as). Aangevuld met de toon f ontstaat een tetrachord (as - g - f - e) dat de helft uitmaakt van de achttonige modus die, tezamen met twee transposities - een kleine secunde omhoog en omlaag - het toonmateriaal voor het gehele werk bepaalt. In de volledige modus (as - g - f - e - d - cis - b - bes) kan men de genoemde intervalcel vier maal kwijt (as - g - e, f - e - cis, d - cis - bes en b - bes - g).
Deze manier van werken is verwant aan de wijze waarop Anton Webern in zijn latere werken omging met de twaalftoonstechniek, waarbij hij de vormloosheid van de chromatische reeks verving door een, vaak symmetrische, reeksvorm gebaseerd op slechts enkele intervallen. De keuze van een achttonige reeks (modus) heeft echter voor mij het voordeel dat in het klankbeeld dat ontstaat een voortdurend aanwezige totaalchromatiek wordt vermeden, waardoor het toonhoogte-gebeuren "gevoeliger" wordt. Steeds zijn er acht tonen wèl en vier niet, met als gevolg dat het weer mogelijk wordt te "moduleren" en de luisteraar te verrassen met "nieuwe" tonen. In feite houdt deze manier van werken een integratie in van twee verschillende uitgangspunten die ik in vroeger werk heb gehanteerd. Of er was sprake van een stringente intervalsbeperking waarbij echter wèl alle twaalf tonen steeds aan bod kwamen, zonder overigens van een reeks uit te gaan, òf er was sprake van een beperkte toonhoogtereeks (modus) waarin
echter wèl alle intervallen gebruikt konden worden.Vertrokken vanuit het seriële gemiddelde van de jaren '60 heeft zich, vanaf 1975, in mijn werk een ontwikkeling voltrokken waarbij ik steeds verder afdreef van de rigoreuze compositietechnieken die het seriële denken met zich meebracht en steeds meer ruimte gaf aan traditionele elementen zoals het weer gebruiken van duidelijk herkenbare motieven, het weer introduceren van muzikale ontwikkelingsaspecten die duidelijk te volgen zijn, van het herinterpreteren van bepaalde muzikale vormen uit het verleden, zonder echter bij dit alles te vervallen in het gebruik van letterlijke citaten of sjablonen. Ook in dit opzicht is er sprake van een integratie van muzikaal-technische verworvenheden uit de twintigste eeuw met vormelementen uit het verleden. Uiteraard is het mogelijk op een dergelijke werkwijze etiketten als "anachronistisch" of "post-modernistisch" te plakken; welnu, net zij zo!
Voor mij vormt deze aanpak echter een belangrijke uitdaging om mijn creativiteit gaande te houden.
De Symfonie voor strijkers is, wat betreft haar bouw, zonder meer klassiek te noemen en bevat vier delen, gerangschikt in de gebruikelijke volgorde. Het boven geschetste uitgangspunt wordt meteen in het begin van het eerste deel duidelijk aan de orde gesteld: een pendelbeweging e-g met daarboven de secunde-melodie g-as. - JOEP STRAESSER