gerelateerde werken
Duplum : for tenor recorder and violoncello, 1977 (revision 1986) / Joep Straesser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaas en strijkinstrument(en)
Bezetting:
rec-t vc
Rajanigandha : for soprano, flute and piano / John Borstlap ; seven poems by Rabindranath Tagore
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
sopr fl pf
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en orkest; Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
alt 2vl vla vc / alt str(vl vla vc)
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
sopr-m cl 2vl vla vc
compositie
All perishes ... : 6 songs for flute and soprano (with some percussion), 1985 / words by Alkaios, Joep Straesser
Overige auteurs:
Alkaios
(Tekstdichter/librettist)
Straesser, Joep
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 12 januari 1986 - IJsbreker Amsterdam - Djoke Winkler Prins en Rien de Reede).
All perishes... werd gecomponeerd op tekstfragmenten van de Griekse dichter Alkaios, tijdgenoot van Sappho, levend rond 600 voor Christus. De fragmentarische vorm waarin deze teksten zijn overgeleverd, herinnert direct aan de architectonische overblijfselen van de oude Griekse cultuur en stimuleert de fantasie tot een 'verbeeldend' aanvullen van de lacunes. Juist het feit dat dergelijke fragmentarische teksten zo'n associatieve werking uitoefenen, maakt ze voor een componist uiterst bruikbaar; hetzelfde is het geval bij de zo veelvuldig gecomponeerde Haiku-teksten.
In het eerste lied dat met de tekst All perishes... begint en dat gedeeltelijk in het laatste lied wordt herhaald, is sprake van dramatische gebeurtenissen op menselijk niveau als een contrapunt tegen het emotieloos voortgaan van de tijd. Er is dan ook sprake van een twee-lagige structuur: een op- en afbouw van spanning in fluit en stem tegenover een onveranderlijk doorgaan van een driedelig motief in de door de zangeres te hanteren claves. In het slotgedeelte voegen fluit en stem zich bij het claves-motief en verdwijnen zo in de tijd die onveranderlijk verdergaat en alles achter zich laat.
Het tweede lied is kort, heftig en eruptief, zowel in fluit als stem, een drinklied, ondersteund door slagen op een bekken met een enigszins theatraal open einde.
Lied nr. 3, op een uiterst fragmentarische en daardoor zeer mysterieuze tekst, begint voor solo-stem, afgewisseld door het rinkelen van kleine bellen. De fluit maakt zijn rentrée in het middengedeelte, via ruisachtige klanken, en wint steeds verder aan belangrijkheid, totdat hij de stem tenslotte als het ware 'overspeelt'.
Lied nr. 4 - de tekst geeft zeer poëtische impressies van een lentesfeer - kan als het centrum van de cyclus worden beschouwd. Fluit en stem musiceren in volmaakte eendracht, ondersteund door een triangel.
Lied nr. 5 - de tekst telt slechts enkele, bijna geheel geïsoleerde woorden - is een solo voor fluit die eigenlijk aansluit op het slot van het derde lied, en die hier en daar wordt ingekleurd door de stem en het bekken.
Het zesde lied schetst met enkele woorden weer een natuurtafereel waarin een sfeer van eindeloosheid wordt opgeroepen: "calm....covers the back of the sea..." die nog versterkt wordt door een gedeeltelijke terugkeer van het eerste lied met het driedelige claves-motief: de tijd verglijdt, de natuur is onvermurwbaar en het stuk eindigt met de wens: "May you find safety...." - JOEP STRAESSER