componist
Willem van Otterloo begint zijn loopbaan als dirigent bij het Utrechts Symfonie Orkest. Zijn grootste successen behaalt hij echter met het Residentie Orkest, dat met zijn aanstelling een bloeitijd tegemoet ...
gerelateerde werken
Variaties op een Uilenspiegelthema / door 11 Nederlandse componisten
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
3222 4330 timp perc (hp ad lib.) str 2vl-solo
Ballet - suite : voor klein orkest / samengesteld door Eduard Reeser, Alphons Diepenbrock
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2331 1000 timp perc hp str
10 Dimensions – AEB160 : for large orchestra / Spiros Mazis
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 2fl 2ob 3cl cl-b 2fg cfg 4h 3tpt 3trb-t/trb-b tb-b 3perc pf str
Arpino-ouverture : jeugd orkest, 1974 / Koos Terpstra
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest; Schoolorkest
Bezetting:
2010 0110 2perc pf str(vl vc cb)
compositie
3e suite voor orkest : 1932 / Willem van Otterloo
Bevat:
Vivace
Andantino serioso e teneramente
Marcia grave
Vivace non troppo ma con brio
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 15 december 1932 - Concertgebouw, Amsterdam - Concertgebouworkest o.l.v. Willem van Otterloo). - Ofschoon het uitvoeren van deze Suite de bezetting van een volledig symfonieorkest, uitgezonderd hobo's, eist, is ieder onderdeel geschreven voor een klein orkest, in die zin, dat bepaalde bestanddelen van het orkest gecombineerd, andere weggelaten werden. Het karakter der delen houdt ten nauwste verband met de gebruikte instrumenten. Deel 1 is een levendig, snel deel in een vrijwel ononderbroken zestienden beweging, gebouwd op twee contrasterende thema's. In volkomen tegenstelling tot de scherpe contra-ritmische accenten, de strakheid van tempo van het eerste deel, heeft Deel 2 een abstract, dromerig karakter. Deel 3 is een sombere mars voor blaasinstrumenten. Zwaar slagwerk en contrabassen met plotselinge erupties van schelle fanfares der koperinstrumenten tegen de donkere achtergrond van lage houtblazers, bassen en grote trom. Het laatste deel, geschreven voor fluiten,
koperinstrumenten, slagwerk en strijkorkest, contrasteert wederom met het voorafgaande door de helle kleur die de violen en het kleine slagwerk er aan geven. Men zou aan dit stuk met zijn voortvarend ritme een danskarakter kunnen toekennen. Grote dynamische schakeringen binnen enge grenzen zijn hier opmerkelijk, f en g zijn de voornaamste thematische bestanddelen. - WILLEM VAN OTTERLOO