gerelateerde werken
Six Turkish folkpoems : for female voice and 7 instruments, (1977) / Theo Loevendie
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en instrument(en)
Bezetting:
sopr/sopr-m fl(pic) cl perc hp pf vl vc
Scaramuccia : for clarinet and orchestra, 1969 / Theo Loevendie
Genre:
Orkest
Subgenre:
Klarinet en groot ensemble
Bezetting:
2210 2110 3perc pf 12vl 5vla 4vc 3cb cl-solo
Genre:
Orkest
Subgenre:
Klarinet en groot ensemble
Bezetting:
0200 2000 cemb 12vl 4vla 4vc 2cb cl-b-solo
Signals and echoes : for 11 players and bass clarinet solo, 1982 / Joep Straesser
Genre:
Orkest
Subgenre:
Klarinet en groot ensemble
Bezetting:
fl ob cl h trp perc pf vl vla vc cb cl-b-solo
compositie
Incantations : for bass clarinet solo and orchestra, (1975) / Theo Loevendie
Overige auteurs:
Loevendie, Theo
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 25-10-1975 - Den Haag - Harry Sparnaay met het Concertgebouworkest o.l.v. Diego Masson). Incantations is een eendelig werk, maar kan in drieën worden verdeeld; men kan het beschouwen als een studie over ostinato.
Het eerste deel bestaat uit een soort stijgende spiraal in het solo-instrument, dat wil zeggen een steeds veranderend ostinato waarin elementen opduiken en weer verdwijnen, aangezien dit soms gelijktijdig gebeurt heeft de solist de moeilijke taak soms tegelijk een crescendo en een decrescendo te suggereren. Het orkest omvat in dit deel de solist als een sluitend pak. De strijkers, die nog het meest onafhankelijk zijn, geven een soort energielaag, een voortdurende beweging, waarvan het steeds, stijgend, in omvang toenemende register bepaald wordt door de solist. De overige instrumenten verdubbelen in een soort heterofonie de solopartij.
Het tweede deel is een cadens van de solist, oorspronkelijk pianissimo begeleid door een 4-stemmig flageolet-accoord in de celli, dat na interrupties van het koper verdwijnt, waardoor de solist alleen overblijft. De koper-interrupties, con tutta la forza, in dynamiek tegengesteld aan het accoord van de celli, zijn er tegelijkertijd een uitbreiding van; de reeds sluimerende tonica Bes groot komt in het koper nog duidelijker naar voren. De koper-interrupties zijn in een vrije 5-stemmige canontechniek geschreven, waardoor het totaal-resultaat ook weer als ostinati hoorbaar is.
In het derde deel is de relatie solist-orkest losser dan in het eerste, ook vertoont dit deel een dalende lijn in tegenstelling tot de stijgende van het eerste deel. Na een verwijzing naar de koperpassage uit het tweede deel wordt de complexiteit van het orkestaandeel geleidelijk minder, tot er aan het slot, na weer een echo van de koperpassage uit het tweede deel nog slechts een steeds meer uitdrogend ostinato overblijft. Het stuk eindigt zoals het begon: met de lage tonen van de piano. Het werk is gebouwd op de grote terts-interval, met aankoekingen van chromatiek, bijvoorbeeld c-e wordt b-c-e-f of c-e-f-fis. - THEO LOEVENDIE