gerelateerde werken
Genesis : for male choir, four percussion players and electronic tape, 1967 / Henk Badings
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Mannenkoor en instrumenten; Zangstem(men) en multimedia met of zonder instrument(en)
Bezetting:
MK4 4perc tape
Concerto : per due sassofoni soprani ed orchestra, opus 91, Amsterdam 14-3-1967 / Lex van Delden
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
2022 2100 timp str 2sax-s-solo
Prélude : pour saxophone et orchestre, 1959 / Jan van Dijk
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
1020 1000 hp str sax-a-solo
Concertino : voor altsaxofoon en kamerorkest, 1956 / Jan van Dijk
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
2222 2200 timp perc str sax-a-solo
compositie
Saxophoonconcert : instrumentatie voor symfonieorkest 1952, (1951) / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Arrangeur)
Badings, Henk
(Componist)
Bevat:
Allegro
Notturno (Larghetto)
Rondo (Presto)
Toelichting:
Program note (Dutch): Het Saxofoonconcert is geschreven in de zomer van 1951 en een jaar later geïnstrumenteerd voor klein symfonieorkest. Het heeft de gebruikelijke driedelige concertvorm met een tempovolgorde snel-langzaam-snel. Het eerste deel, Allegro, heeft een hoofdvorm waarvan de eerste themagroep zich ontwikkelt uit de tegenstelling tussen een zwaar en krachtig door het orkest gespeeld motief en een speelser, lyrischer contramotief in de solopartij. De tweede themagroep begint met een zangerige, door de solo voorgedragen melodie, welke later door het orkest wordt overgenomen. In de slotgroep van de expositie verschijnen triolenmotieven, waaruit de omspelingsfiguren ontstaan waarmee de saxofoon in de doorwerking contrapunteert tegen varianten van de andere motieven in het orkest. Een verkorte en gewijzigde reprise sluit het eerste deel af. Het tweede deel, een Notturno, in Larghetto-tempo, heeft een driedelige vorm. Na een dodecafonische inleiding waarin een quasi improviserende cadens van de
solo opvalt, volgt het eerste onderdeel, gekarakteriseerd door een brede melodie in het solo-instrument, met begeleiding van strijkorkest. In het tweede onderdeel dialogiseert het solo-instrument met verschillende groepen van het orkest, vooral met sonore koperblazers. Het derde onderdeel is een variatie van het eerste. Het coda is een nieuwe verschijningsvorm van de twaalf-tonige inleidingsmelodie. Het derde deel is een Rondo in Presto-tempo. Het octotonische rondothema wordt na enige inleidingsmaten door het solo-instrument gespeeld. In het eerste couplet brengen drie gestopte trompetten een tegenmotief. Uit de contrapunten van de saxofoon ontwikkelt zich een terugkeer van het rondothema. Het alternatief is een variatie van het middendeel uit het Larghetto. Een cadens vormt de overleiding naar een gewijzigde herhaling van het rondothema en van het eerste couplet. Het coda vertoont een combinatie van het rondothema - nu in lydomixolydisch - in saxofoon en strijkers, met het
alternatiefthema in trombones en hoorns en met het thema van het eerste couplet in drie gestopte trompetten. - HENK BADINGS