gerelateerde werken
Ode aan Roeske : voor mannenkoor / Henk Badings
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Mannenkoor
Bezetting:
MK8
Le tigri di mare : voor 2 altsaxofoons en orkest, 1988 / Ig Henneman
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
2222 2110 perc str 2sax-a-solo
Tournee : for alto saxophone and orchestra, 1986 / Kees Schoonenbeek
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
2232 3431 timp 3-4perc str sax-a-solo
Concerto Nº 6 "Métropolitain" : for saxophone quartet and orchestra / Jan-Peter de Graaff
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en orkest
Bezetting:
sax-s-solo sax-a-solo sax-t-solo sax-bar-solo 2fl(picc) ob eh cl cl-b 2fg(cfg) 4h 2tpt 3trb tb timp 2perc hp pf/cel str
compositie
Saxophoonconcert : instrumentatie voor symfonieorkest 1952, (1951) / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Arrangeur)
Badings, Henk
(Componist)
Bevat:
Allegro
Notturno (Larghetto)
Rondo (Presto)
Toelichting:
Program note (Dutch): Het Saxofoonconcert is geschreven in de zomer van 1951 en een jaar later geïnstrumenteerd voor klein symfonieorkest. Het heeft de gebruikelijke driedelige concertvorm met een tempovolgorde snel-langzaam-snel. Het eerste deel, Allegro, heeft een hoofdvorm waarvan de eerste themagroep zich ontwikkelt uit de tegenstelling tussen een zwaar en krachtig door het orkest gespeeld motief en een speelser, lyrischer contramotief in de solopartij. De tweede themagroep begint met een zangerige, door de solo voorgedragen melodie, welke later door het orkest wordt overgenomen. In de slotgroep van de expositie verschijnen triolenmotieven, waaruit de omspelingsfiguren ontstaan waarmee de saxofoon in de doorwerking contrapunteert tegen varianten van de andere motieven in het orkest. Een verkorte en gewijzigde reprise sluit het eerste deel af. Het tweede deel, een Notturno, in Larghetto-tempo, heeft een driedelige vorm. Na een dodecafonische inleiding waarin een quasi improviserende cadens van de
solo opvalt, volgt het eerste onderdeel, gekarakteriseerd door een brede melodie in het solo-instrument, met begeleiding van strijkorkest. In het tweede onderdeel dialogiseert het solo-instrument met verschillende groepen van het orkest, vooral met sonore koperblazers. Het derde onderdeel is een variatie van het eerste. Het coda is een nieuwe verschijningsvorm van de twaalf-tonige inleidingsmelodie. Het derde deel is een Rondo in Presto-tempo. Het octotonische rondothema wordt na enige inleidingsmaten door het solo-instrument gespeeld. In het eerste couplet brengen drie gestopte trompetten een tegenmotief. Uit de contrapunten van de saxofoon ontwikkelt zich een terugkeer van het rondothema. Het alternatief is een variatie van het middendeel uit het Larghetto. Een cadens vormt de overleiding naar een gewijzigde herhaling van het rondothema en van het eerste couplet. Het coda vertoont een combinatie van het rondothema - nu in lydomixolydisch - in saxofoon en strijkers, met het
alternatiefthema in trombones en hoorns en met het thema van het eerste couplet in drie gestopte trompetten. - HENK BADINGS