gerelateerde werken
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
pf
Arcadia 1689 : for large mixed choir a cappella / Klas Torstensson
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK4
Heer Halewijn : 8-stemmig koor a cappella, 1920 / Willem Pijper
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK8
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK4
compositie
Herfst der muziek : voor kamerkoor a cappella, 1963-'64, rev. 1966 / op teksten van Lucebert, Joep Straesser
Overige auteurs:
Lucebert
(Tekstdichter/librettist)
Straesser, Joep
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: Oktober 1966 - Donaueschingen - NCRV Vocaal Ensemble o.l.v. M. Voorberg).
De Herfst der muziek is het resultaat van bezinning op het probleem om moderne compositietechnieken toe te passen in een zuiver vocale schrijfwijze. Daarbij bleek dat een atonale schrijfwijze met absolute toonhoogten voor koren haast onoverkomelijke intonatiemoeilijkheden met zich meebracht. De oplossing lag voor de hand: een stuk componeren waarin het aantal absolute toonhoogten tot een minimum beperkt werd. Het gevolg van deze conclusie was dat er een geheel ander en voor mij toenmaals nieuw gebied ontgonnen moest worden dat zich bevindt tussen de normale spraak (declamatie) en de zang. Ritmiek, dynamiek en kleurwerking zouden op de voorgrond moeten treden en in hoge mate ontwikkeld moeten zijn om het gemis van absolute toonhoogten en samenklank te compenseren.
De Herfst der muziek nu geeft een aantal stadia te horen vanuit declamatie tot een volledig gezongen koorsatz, met zowat alles wat zich tussen deze twee uitersten bevindt. Zeer geleidelijk wordt per deel het zingen (aanvankelijk op relatieve toonhoogten) in steeds ruimere mate gedoseerd, totdat het definitieve 'zangstadium' is bereikt (deel 5). In dit laatste deel dat dezelfde (titel)tekst heeft als het eerste deel worden begin (declamatie) en eindpunt (zang) gecombineerd. Bij analyse van de teksten van Lucebert blijkt dat naast het semantische aspect ook de klankstructuur van de taal een zeer grote rol speelt. Men zou ook kunnen stellen dat in deze gedichten de taal als voertuig van duidelijke begrippen en gevoelens enigszins is afgezwakt, terwijl hij sterk geaccentueerd wordt in zijn mogelijkheden tot interessante klankkleurcombinaties. Deze wijze van taalgebruik houdt in dat men bij vertaling de gedichten waar het hier om gaat nog sterker in hun wezen zou aantasten dan bij meer
conventionele poëzie het geval zou zijn. Daar komt nog bij dat in deze dichtkunst, zoals gezegd, de verstaanbaarheid in semantische zin niet meer het enige doel van de schrijver is. De klankkleuren van deze teksten zijn uiteraard onvertaalbaar en slechts in het eigen Nederlandse idioom mogelijk. Wij geven hieronder dan ook slechts de globale sfeer van de gedichten aan zonder in te gaan op hun exacte betekenis, zo het al mogelijk zou zijn deze op eenduidige wijze aan te geven.
1. Een loflied op het woord en op het hoorbare in het algemeen. Tevens een appèl op het oor alles wat hoorbaar is waar te nemen. De dichter versterkt de werking van de tekst door gebieden die tot de zichtbare waarneming behoren in het akoestische vlak te trekken (flowers tinkle, fires go hoarse, humming eyes, etc.)
2. Een dichterlijke beschouwing omtrent de zin van de dronkenschap waarin ijle woorden als meisjes op hem toevloeien en vrouwen, bonte boten en grijze rivieren tot poëzie worden.
3. Een grandioos portret van een jong meisje als het ware met woorden geschilderd in letterlijke zin. Als 'in een aria stralend' trekken situaties uit haar kinderleven aan ons oog voorbij.
4. Een dichterlijke visie op de droom door middel van sterk associatieve woordbeelden aan het slot samengevat in de zin: happiness is reviving the past by the dreams in a inaudible surf of symbols.
5. De tekst is gelijk aan 1. - JOEP STRAESSER