componist
Het oeuvre van Piet Ketting bestaat hoofdzakelijk uit instrumentale muziek. Daarbij neemt vooral kamermuziek een belangrijke plaats in. Veel van zijn werken schrijft Ketting in opdracht, onder andere van het ...
gerelateerde werken
Prelude, interlude and postlude : for two pianos, (1969-1971) / Piet Ketting
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
2pf
From Turkey : 5 songs for soprano and small wind orchestra, 1993 / Bernard van Beurden
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en groot ensemble
Bezetting:
sopr 3221 4sax 2232 2barh 4perc
For the time being : for alto voice and ensemble of winds and percussion, 1990 / Jan Guichelaar
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en groot ensemble
Bezetting:
alt 3230 4221 3perc pf
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en groot ensemble
Bezetting:
alt fl-a fl-b ob(eh) cl-b cl-cb fg-c 2h trp trb tb 3perc cymb acc pf hp str
compositie
Vier gedichten van M. Nijhoff : voor een zangstem en 15 instrumenten, 1935 / Piet Ketting
Overige auteurs:
Nijhoff, Martinus
(tekstdichter/librettist)
Bevat:
Twee reddeloozen
De schipper
Shakespeare's winteravondsprookje
Clown
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 1936 - Amsterdam - Berthe Seroen met het Concertgebouw-Kamerorkest o.l.v. Eduard van Beinum). Ik heb getracht in dit werk de sfeer van ieder gedicht zo nauwkeurig mogelijk te volgen (waarbij in 1935 veel voorbereidend overleg tussen dichter en componist heeft plaatsgevonden) door toepassing van een uiterst gedifferentieerde en doorzichtige instrumentatie, veel korte voor-, tussen- en naspelen en het nauwkeurig bepalen van de manier waarop de zangstem moet worden gebruikt (poco cantando, cantando, non cantando, bouche fermée, parlando). De gedichten werden gekozen uit Nijhoffs gedichtencyclus 'Vormen.' De volgorde van de vier gedichten mag niet worden veranderd. De veelvuldig optredende halftinten, de vaak schemerige klanken en de weemoedige sfeer van de eerste drie klankgedichten monden tenslotte uit in het vierde lied: Clown. Men krijgt, als het ware, de gedichten niet te horen als 'gedicht' met alle specifieke eigenschappen daarvan, maar veel meer als 'ondertiteling'
van de sfeer der muziek, welke op haar beurt de inhoud van het gedicht nauwkeurig volgt. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat ik voor de twee laatste regels van het Clownslied (Ik leun op 't plein, waar de lantaren brandt, tegen den paal, en keur mijn daden goed) niet minder dan 25 maten nodig had. - PIET KETTING