gerelateerde werken
L'indifférent : pour quatuor à cordes / Hendrik Andriessen
	
			Genre: 
		
		Kamermuziek
	
			Subgenre: 
		
		Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
	
			Bezetting: 
		
		2vl vla vc
	
Solvej : kameropera in een akte en zeven scènes, 1990 / libretto van Monic Jansen, Jan Guichelaar
	
			Genre: 
		
		Opera, muziektheater
	
			Subgenre: 
		
		Opera
	
			Bezetting: 
		
		2sopr sopr-m ten bar bas 2recit GK4 fl trb 2perc vl vc hp tape
	
St. Louis Blues : opera in 4 acts (version in English) / Chiel Meijering; libretto Paul Binnerts
	
			Genre: 
		
		Opera, muziektheater
	
			Subgenre: 
		
		Opera
	
			Bezetting: 
		
		3sopr 4ten 2010 2sax 1121 perc el.g g-b pf
	
Bar Abbas : opera in 3 akten benevens een proloog, 1986-1989 / libretto: Ab van Eyk, Simon Pluister
	
			Genre: 
		
		Opera, muziektheater
	
			Subgenre: 
		
		Opera
	
			Bezetting: 
		
		soloists VK MK GK4 2121 sax-a 1230 2perc hp pf(cel) str
	
compositie
				Philomela : opera in zes taferelen / libretto: Jan Engelman, door Hendrik Andriessen
			
					
										Overige auteurs:
									
									
									Engelman, Jan
									(Tekstdichter/librettist)
								
							Andriessen, Hendrik
									(Componist)
								
							
							Toelichting:
						
						
						Program note (Dutch): [Première: 23 juni 1950 - Amsterdam - Nederlandse Opera o.l.v. Paul Pella] - Het voortreffelijke gedicht van Jan Engelman heeft niet veel van een opera-libretto. Bij de conceptie ontstond de stijl der compositie bij het gedicht organisch. Het lag voor de hand dat hier geen sprake van een zogenaamde nummer-opera kon zijn; een plan voor uitsluitend volkomen afgesloten muziekstukken zou in strijd zijn met het wezen van de tekst. Nochtans leidde het gedicht tot sommige zelfstandige vormen die op de betreffende plaatsen de  dramatische situatie het vereiste reliëf geven. In zijn geheel is de opera doorgecomponeerd, dat wil zeggen: de kenmerkende motieven beheersen de ontwikkeling der compositie zonder traditionele afsluitingen. Het wezen der operamuziek wordt bepaald door de intensiteit of de mate van de muzikale capaciteit welke de contrasten in mensen en situaties aan de componist opleveren. Deze intensiteit kan wisselen onder invloed van gebeurtenissen. De ondervinding leert dat dit
zijn consequenties heeft voor elk der elementen waaruit de muziek bestaat en dat de stijl in zijn geheel uit deze bijzondere beïnvloedingen resulteert. De melodie kan zich laten gelden als leidster der harmonie en het ritme, maar ook deze andere elementen kunnen superieur optreden ten opzichte der melodie. De muzikale potentie der personages wordt evenzeer als deze veranderlijkheid door een hogere eenheid in de muzikaliteit beheerst. In de muziek dezer opera zijn het zowel modale als meervoudige tonale wetten die de veelheid der harmonie ordenen, ook daar waar de toonaarden zich splitsen; en het zijn, meen ik, meestal de melodische drijfveren die de verbindingen der harmonieën bepalen. De beknopte Inleiding, beginnende met het thema van Tereus, is feitelijk de expositie van het symfonisch element dat in de instrumentale delen van het werk optreedt. Het orkeststuk, dat aansluit aan het eerste Tafereel en het tweede aan het eerste verbindt, is de doorwerking van de Inleiding; de ontwikkeling van Tereus' muziek wordt hier geconfronteerd met de muziek van Philomela. In deze doorwerking gaat de muziek dus in zekere zin aan de handeling vooraf: wij worden nader voorbereid op de tragedie. Het ballet in het zesde Tafereel is Scherzo in deze ontwikkeling en de metamorphose tenslotte is de symfonische Finale. Bij alle vocale delen, welke uiteraard in de omvang van het werk overheersend zijn, bepaalde het wezen van de verzen een deel der technische constructie. Sommige gedeelten hebben aparte muzikale vormbepaling, zoals bijvoorbeeld het duet aan het eind van het eerste Tafereel, het lied van Philomela in het tweede, het reisverhaal van Tereus in het vierde en de aria van Prokne, eveneens in het vierde. De toepassing en ontwikkeling der motieven echter hebben overal bij de tekst hun muzikale bestemming. De dichter en ik waren het er van het begin af over eens dat de rol van de eerste koorleidster, die in het begin de hoorder in de voorgeschiedenis van het drama inleidt, een declamatorische partij moest zijn. Resumerende moge ik tenslotte opmerken dat de motieven echter als  kernpunten der muziek niet portretten der mensen, maar formaties van muzikale karakters zijn. De aanduiding van een naam verantwoordt de aanleiding tot de compositie. Dit is organisch in overeenstemming met het wezenlijk drama dat zijn voltooiing vindt in de metamorphose waarin alles opgelost wordt in de triomf van het eeuwige lied. - HENDRIK ANDRIESSEN