gerelateerde werken
Trio : per flauto, clarinetto e fagotto, 1929 / Piet Ketting
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
fl cl fg
Genre:
Orkest
Subgenre:
Cello en orkest
Bezetting:
1201 2000 str(8.6.4.4.2.) vc-solo
Symmetrical memories : for violoncello and orchestra, 1988 / Tera de Marez Oyens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Cello en orkest
Bezetting:
2fl fl(pic) 2ob ob(eh) cl cl(cl-b) 2fg 4h 3trp 3trb tb timp 4perc hp str vc-solo
Celloconcert I : (1930) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Cello en orkest
Bezetting:
1111 1110 2perc str vc-solo
compositie
Sinfonia : per violoncello-solo e orchestra / Piet Ketting
Overige auteurs:
Ketting, Piet
(Componist)
Bevat:
Lento
Allegro molto
Lento
Allegretto
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 1-12-1965 - AVRO-Radio - Anner Bijlsma, Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Roelof Krol). Ideaal is de benaming 'Sinfonia voor cello en orkest' geenszins, maar wellicht toch wel geëigend het karakter en de structurele verhoudingen der 'hoofdpersonen' enigermate te bepalen. Het werk is géén echte symfonie, maar niettegenstaande vele concerterende elementen toch evenmin een concerto. Men zou kunnen zeggen: voor een symfonie is de solo-partij tè uitgebreid en voor een concerto is de orkestpartij te symfonisch. Misschien een symfonie concertante? Mij best en wat doet het er eigenlijk toe; ik hoop slechts, dat men dit klankstuk voor cello en orkest zal willen beluisteren en aanvaarden als zijnde 'muziek' voor cello en orkest. Dit klankstuk, deze muziek is echter geenszins uitsluitend improviserend, noch voortgekomen uit een iedere vormgeving uit de weg gaande rhapsodische gedachtewereld. Neen, de formele en zuiver muzikale structuren van de partijen der beide partners laten
zich duidelijk determineren. In formeel opzicht is het werk zelfs vrij streng van conceptie en zowel het solo-instrument als het orkest leven onder het strenge regiem van een doelbewust toegepast muziektechnisch procédé: géén maat voor het solo-instrument werd uitsluitend ter wille van de virtuositeit ontworpen en vrijwel géén maat van de orkestpartij is alléén maar 'begeleidend.' Dat de cello-partij een virtuoos karakter heeft en het orkest herhaaldelijk voor het solo-instrument ter zijde treedt, is een geheel andere zaak. Men neme het Scherzo (deel 2 van het werk) als typisch voorbeeld voor de gebezigde werkwijze. Uit maar liefst 14 muzikale gegevens werd het opgebouwd, te weten 6 voor de cello en 8 voor het orkest. Ook bij het beluisteren der andere delen zal de aandachtige toehoorder kunnen opmerken, dat de muzikale gegevens uitermate billijk, als het ware met het in acht nemen van de normen der beleefdheid, aan de twee gelijkwaardige partners werden toebedeeld. Voor een
concertpubliek wil ik inzake de muzikale analyse mij slechts tot één enkele opmerking beperken: degenen die op de 'cadens' voor de solist zitten te wachten, moet ik teleurstellen... - PIET KETTING