componist
Henk Badings is een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, volgens musicoloog Leo Samama. Hij roemt hem als "een veelzijdig kunstenaar die ogenschijnlijk moeiteloos omschakelt van de ernstige ...
gerelateerde werken
Variaties op een Uilenspiegelthema / door 11 Nederlandse componisten
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
3222 4330 timp perc (hp ad lib.) str 2vl-solo
Romance : fluit, harp, strijkorkest, 1952 / Hans Osieck
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
str fl-hp-solo
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
str ob-cl-fg-solo
Impossible future : for soli and small orchestra, (1972) / Koos Terpstra
Genre:
Orkest
Subgenre:
Twee of meer verschillende solo-instrumenten en orkest
Bezetting:
2220 1110 pf/el.org str ensemble-solo
compositie
Tripelconcert no. III : voor fluit, hobo, klarinet en orkest, 1981 / Henk Badings
Bevat:
Introduzione e allegro energico
Cadenze accompagnate
Finale
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 23 mei 1985 - Brabants Orkest]. - De keuze van de drie solo-instrumenten is geïnstigeerd door de Eindhovense Kunstcommissie. Er zijn drie delen: 1. Lento - Allegro, 2. Cadenze accompagnate, 3. Molto Allegro e Giocoso. Het eerste deel begint met een langzame inleiding, waarin boven donkere strijkers- en slagwerkklanken eerst de klarinet, dan de fluit, vage contouren in het lage register spelen. De hobo brengt een meer geprofileerd scherzando-gegeven. Deze drie gegevens worden vervolgens polymelodisch gecombineerd en leiden in een zich versnellende passage naar het snelle hoofddeel. Dit wordt door vijf (ook wel vier of drie) slagen in het orkest en een snelle triolenbeweging, die ontleend is aan het hobo-motief, gekenmerkt. Trouwens ook het melodisch materiaal uit de inleiding van fluit en klarinet speelt voortdurend een rol in de ontwikkeling. Het eerste deel sluit met een orkesttutti. Het tweede deel bestaat uit cadensen met een doorzichtige begeleiding van
slaginstrumenten. Weer komt eerst de klarinetsolo, dan de fluitsolo en de hobosolo, ieder met thematisch materiaal, dat uit de inleiding van het eerste deel ontwikkeld is. Ten slotte verschijnen de drie solo-instrumenten tezamen, begeleid door de vibrafoon in een aleatorisch mozaïek. Het derde deel heeft een snelle beweging in een overwegend additief ritme. Een rondo-achtig licht thema verschijnt eerst in de hobo boven stijgende strijkersfiguren. Na virtuoze passages van de drie soli komt het thema in tegenbeweging in de fluit, later retrograde en bitonaal in fluit en klarinet. De finale vindt zijn afsluiting in cadens-achtige solofiguren boven een aleatorische begeleiding, die met steeds korter wordende tussenpozen onderbroken worden door orkestinterrupties, waaruit de soli aan het einde in een figuur van hoge harmonischen te voorschijn komen. - HENK BADINGS