gerelateerde werken
Forbidden Music Regained : Volume 4
Genre:
Onbekend
Circus Knieval : for wind orchestra / Willem Breuker
Genre:
Orkest
Subgenre:
Harmonieorkest
Bezetting:
picc fl 2ob 3cl cl-a cl-b fg sax-a sax-t sax-bar 2tpt 4h 3trb bar euph tb perc
Ruach : for concert band, 1990 / Hans Kox
Genre:
Orkest
Subgenre:
Harmonieorkest
Bezetting:
4262 4sax 4332 2barh timp 3perc cb
Suid-Afrikaanse rhapsodie : voor harmonie-orkest, opus 46b / Géza Frid
Genre:
Orkest
Subgenre:
Harmonieorkest
Bezetting:
2160 4sax 2234 2crt 2altoh 2barh timp perc cb
compositie
Vier schetsen : voor harmonieorkest, opus 72a / Géza Frid
Overige auteurs:
Frid, Géza
(Componist)
Bevat:
Tempo giusto
Amabile - Poco allegretto
Andante preciso
Allegro
Toelichting:
Program note (Dutch): De Vier Schetsen vormen een staalkaart van de voornaamste stijlen, die men in onze, aan muzikale avonturen zo rijke, twintigste eeuw heeft gebruikt en die uiteraard ook hun invloed op schrijver dezes hebben uitgeoefend. De dodecafonie speelt hiebij wel degelijk haar rol, doch geenszins volgens de door Schönberg c.s. aangegeven richtlijnen. Weliswaar zijn de twaalf tonen der chromatische toonladder in de melodiek en in de harmonie, tegelijk of in een serie, bijna altijd aanwezig, doch voornamelijk door het gebruik van 'modus lascivus', een componeermethode van de Amerikaanse toondichter Tibor Serly, die de twaalf tonen in twee series van hoofd- en bijtonen verdeelt en deze zodanig juxtaponeert. Deze schrijfwijze maakt zowel het tonale als het atonale denken mogelijk, terwijl het metrum kan worden gehandhaafd. In melodisch opzicht krijgt men de keuze tussen diatonie en chromatiek en de harmonie ondergaat een weldadig vernieuwingsproces. Op het gebied van de contrapunt verkrijgt men
een haast onbegrensde vrijheid en wat betreft de vormgeving openen zich talrijke nieuwe perspectieven. Kortom, hier staat aan een onbekommerde en spontane componeertrant niets in de weg. Dat onder deze omstandigheden zeer uiteenlopende stijlen kunnen worden gebezigd, variërend vanaf de meest behoudend-traditionele tot de uiterst vooruitstrevende, getuigen deze Vier schetsen. Strawinsky's neo-classicisme of Prokofjews ritmische bezetenheid, waaraan de eerste schets herinnert, worden in de tweede afgewisseld door impressionistische klanken, ontleend aan Debussy en Ravel (ik koos hier zelfs een bepaald stuk als voorbeeld, nameijk Debussy's 'The little Shepherd' uit 'Children's Corner'); ook de labiele sfeer der thans modieuze experimentele richting van de Webernianen komt om de hoek kijken (nr. 3), terwijl het folkloristische element van Bartók of als men wil het populaire van Sjostakowitsj de reeks besluit.
De lezer zal zich wellicht afvragen, waarom een hedendaags componist zich met zulke stijloefeningen inlaat en zijn eigen wezen geweld aandoet door het hem vreemde na te bootsen. Hiervoor had hij twee redenen: ten eerste om zijn jongere collega's aan te tonen, dat zij hun heil niet uitsluitend in het eenvormige Weberniaanse principe behoeven te zoeken, doch ook andere wegen kunnen inslaan; ten tweede om zelf, via de verschillende invloeden tot een synthese en terugkeer van zijn eigen stijl te geraken. - GEZA FRID