gerelateerde werken
Atlantische dansen : voor piano en klein orkest, (1955) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
1121 1220 perc str pf-solo
Mater dolorosa : for saxophone quartet & wind orchestra, 1999 / Henk Alkema
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
pic 2fl 2ob 13cl cl-b 2fg 4sax 4h 3crt/trp 3trb tenh 3tb timp 3perc 4sax-solo
Concerto Nº 1 : for alto saxophone and concert band / Rene Ruijters
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
sax-a-solo picc 2fl 2ob eh fg 4cl cl-b sax-a sax-ten sax-bar 4h 3trp 3trb bar tb bass timp perc
Display : opus 58, for saxophone quartet & symphonic band, 1986 / Jo van den Booren
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
3262 3sax 4332 2barh timp 3perc cb 4sax-solo
compositie
Saxofoonconcert : voor harmonie-orkest, 1951 / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Componist)
Bevat:
Allegro
Notturno (Largo)
Rondo (Presto)
Toelichting:
Program note (Dutch): Het Saxofoonconcert is geschreven in de zomer van 1951 en een jaar later geïnstrumenteerd voor klein symfonieorkest. Het heeft de gebruikelijke driedelige concertvorm met een tempovolgorde snel-langzaam-snel. Het eerste deel, Allegro, heeft een hoofdvorm waarvan de eerste themagroep zich ontwikkelt uit de tegenstelling tussen een zwaar en krachtig door het orkest gespeeld motief en een speelser, lyrischer contramotief in de solopartij. De tweede themagroep begint met een zangerige, door de solo voorgedragen melodie, welke later door het orkest wordt overgenomen. In de slotgroep van de expositie verschijnen triolenmotieven, waaruit de omspelingsfiguren ontstaan waarmee de saxofoon in de doorwerking contrapunteert tegen varianten van de andere motieven in het orkest. Een verkorte en gewijzigde reprise sluit het eerste deel af. Het tweede deel, een Notturno, in Larghetto-tempo, heeft een driedelige vorm. Na een dodecafonische inleiding waarin een quasi improviserende cadens van de
solo opvalt, volgt het eerste onderdeel, gekarakteriseerd door een brede melodie in het solo-instrument, met begeleiding van strijkorkest. In het tweede onderdeel dialogiseert het solo-instrument met verschillende groepen van het orkest, vooral met sonore koperblazers. Het derde onderdeel is een variatie van het eerste. Het coda is een nieuwe verschijningsvorm van de twaalf-tonige inleidingsmelodie. Het derde deel is een Rondo in Presto-tempo. Het octotonische rondothema wordt na enige inleidingsmaten door het solo-instrument gespeeld. In het eerste couplet brengen drie gestopte trompetten een tegenmotief. Uit de contrapunten van de saxofoon ontwikkelt zich een terugkeer van het rondothema. Het alternatief is een variatie van het middendeel uit het Larghetto. Een cadens vormt de overleiding naar een gewijzigde herhaling van het rondothema en van het eerste couplet. Het coda vertoont een combinatie van het rondothema - nu in lydomixolydisch - in saxofoon en strijkers, met het
alternatiefthema in trombones en hoorns en met het thema van het eerste couplet in drie gestopte trompetten. - HENK BADINGS