gerelateerde werken
Strijkkwartet : (1922 - onvoltooid) / [red. Hans van Dijk], Jan van Gilse
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
Pra : for soprano & orchestra, 2000-2002 / poem by Edward Estlin Cummings, Astrid Kruisselbrink
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en orkest
Bezetting:
sopr 2fl(pic) fl 2ob ob(eh) 2cl cl(cl-b) 2fg fg(cfg) 4h 3trp 3trb tb timp 3perc hp pf str(14.12.10.8.6.)
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en orkest
Bezetting:
bar 1032 4000 str
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en orkest
Bezetting:
sopr fl cl 2fg 2h trp mar cel str
compositie
Drei Gesänge aus Rabindranath Tagore's Gitanjali : für eine Sopranstimme und Orchester / componirt von Jan van Gilse
Overige auteurs:
Gothein, Marie Luise
(Tekstdichter/librettist)
Tagore, Rabindranath
(Tekstdichter/librettist)
Gilse, Jan van
(Componist)
Bevat:
Langsam, durchweg sehr zart
Leicht und fliessend
Mässig, feierlich und ruhig
Toelichting:
Program note (Dutch): Deze liederen zijn in een laat-Romatische stijl en munten vooral uit door bijzondere orkestbehandeling. Deel 1 - Ongewoon hier is de orkestratie: in het strijkorkest spelen alleen een klein aantal alten, violoncellen en contrabassen en een kwartet. Het lied is doorgecomponeerd, de begeleidingsfiguren blijven echter in wezen gelijk en geven de nodige eenheid. Deel 2 - Hetzelfde is het geval in het tweede lied. Hierin is het strijkerscorps normaal bezet, zij het in aantal sterk gereduceerd. Deel 3 - Hier ligt het zwaartepunt van de expressie geheel in het rijk bezette orkest; meer dan in de andere liederen is de zangstem hier ondergeschikt gemaakt en nu en dan zelfs bijna instrumentaal behandeld. Jan van Gilse voelde zich sterk aangetrokken tot de beschouwelijke poëzie van de Oosterse dichter Tagore (1861-1941), waarin een zekere mystiek samengaat met menselijke bewogenheid. De twee eerste gedichten zijn tedere impressies uit het kinderleven; het derde is een innig liefdesgedicht.
De liederen vormen geen illustratieve muziek, en de componist heeft geen bewuste poging gedaan om een soort van Oosters-exotisch klankvisioen op te roepen. Willem Andriessen gaf van deze liederencyclus eens de volgende karakteristiek: "Nobel welft zich de sensitieve melodische lijn in de zangstem, gedragen door een orkestratie, die, hoewel ingehouden door 's componisten wijze zelfbeperking, in geen enkel opzicht wordt belemmerd in de weerspiegeling der bewogenheid". - WILLEM PIJPER