gerelateerde werken
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
vibr pf vl vla vc cb
Boosh-Wah : for clarinet, vibraphone and string orchestra / Chiel Meijering
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
cl vib 4vl 2vla 2vc db
Hard to Hide : for flute, vibraphone and string orchestra / Chiel Meijering
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
fl vib str
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
fl vla pf
compositie
3 perspectieven : voor vibrafoon, piano, viool, altviool, violoncello en contrabas, opus 1, 1996 / Bas Kaptijn
Overige auteurs:
Kaptijn, Bas
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit werk bestaat grofweg uit drie aan één stuk doorlopende gedeeltes: Allegro vivace, Andante mysterioso en Lento. Elk gedeelte schetst de ervaring die eenzelfde fictieve persoon van één bepaald iets heeft. (Dit kan van alles zijn, een gebeurtenis of alles om de persoon heen, etc.)
Het enige wat per gedeelte verschilt is de manier waarop de persoon op "het iets" neerkijkt, de verschillende perspectieven. Hierbij wordt "de manier waarop" voornamelijk bepaald door bepaalde karaktereigenschappen van de persoon. Zo is in het eerste gedeelte de persoon naïef, impulsief en speels (denk aan een kind); in het tweede gedeelte is de persoon meer overpeinzend en overziet hij de dingen meer en in het derde deel tenslotte, is de persoon nuchter en kan de dingen goed relativeren. Het speelse en impulsieve karakter van de persoon in het eerste gedeelte wordt bewerkstelligd door het ritmische karakter van de muziek. Hiertoe moeten alle accenten duidelijk aanwezig zijn net zoals de overgebonden C uit het Es-As-Des-C-F-Bes-motiefje. Na een korte opbouw van het klankveld (opgebouwd met behulp van het zojuist genoemde motiefje) doet de contrabas intrede met zijn Bartok-pizzicato. Na de intrede van de piano en viool is er maar een geringe opbouw en tegelijkertijd beperkt
notenmateriaal, waardoor een zogenaamd naïef karakter ontstaat.
In het tweede gedeelte staat aangegeven dat het tempo een kwartnoot is, 80 B.P.M. bedraagt in de 4-kwartsmaat. Het is ook het handigst als men in 4-kwartsmaat slaat, maar de strijkers en piano dienen wel aan een walz-kadans te denken. De strijkers lopen met kleine clustertjes lydische toonladders af, zoals die zich aan een kwintencirkel zouden voordoen. Hierbij speelt de cello een tegenstem. De contrabas speelt de tonica van vier van de twaalf lydische toonladders (om de vier maten wordt er gemoduleerd), waardoor het net is alsof hij achterblijft en dan toch uiteindelijk met de overige strijkers meegaat. Dit gebeurt ook met de vibrafoon, alleen schiet deze ook wel vooruit op de strijkers, spelende het bekende motiefje uit het eerste gedeelte (een variant uit het piu mosso). Hierdoor slaat voortdurend de stemming van de muziek om en het lijkt alsof de contrabas en vibrafoon geheel los staan van de rest (mysterieuze sfeer - overpeinzingen). Dat wordt versterkt doordat zij in dynamiek
harder en dichterbij zijn. De piano staat echt los van de rest (hij loopt ongeveer 12 maten achter op de vibrafoon) en moet als uit de verte klinken, maar toch goed hoorbaar en misschien een beetje rubato.
Na een korte overgang wordt er in het derde gedeelte een groot, lang maar zacht slotaccoord gespeeld door de strijkers (bestaande uit de noten van het Es-As-Des-C-F-Bes-motiefje) samen met de piano. Dit geheel doet gemoedelijk aan maar tegenstrijdigheid wordt bewerkstelligd door de vibrafoon die met strijkstokken andere noten speelt. Dit gedeelte in het geheel geplaatst doet echter nuchter en relativerend aan ondanks dat de persoon in dit gedeelte net zo weinig begrijpt van "het iets" als de persoon in de andere gedeeltes. - BAS KAPTIJN