gerelateerde werken
Variaties op een Uilenspiegelthema / door 11 Nederlandse componisten
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
3222 4330 timp perc (hp ad lib.) str 2vl-solo
Barocksuite : für Orchester, Opus 10, 1936, (Revision 1953) / Jan Koetsier
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2200 timp str
Musica festiva / Herman Strategier
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 4331 timp perc hp str
Chase : for orchestra / Joey Roukens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
pic 2fl 2ob eh 3cl 3fg 4h 3trp 3trb tb timp 3perc pf str
compositie
2e Suite voor orkest : 1932 / Willem van Otterloo
Overige auteurs:
Otterloo, Willem van
(Componist)
Bevat:
Preludium (Allegro vivace)
Chaconne (Grave)
Allegro energico e focoso
Andante
Vivace non troppo
Toelichting:
Program note (Dutch): De Tweede Suite voor Orkest bestaat uit vijf symphonische dansstukken, thematisch onafhankelijk van elkaar, en, behoudens het tweede deel, in een lichte geest geschreven. I. Preludium - Een beknopt preludium in een doorlopende zestienden-beweging, waarin het gehele orkest afwisselt met korte soli voor diverse instrumenten. Een adagio van twee maten met hoorns en trompetten sluit het stuk, dat door het snel verplaatsen der tonaliteits-centra harmonisch gecompliceerd is. II. Chaconne - De chaconne , een reeks van variaties op een vastgehouden basthema, is van een zeer gedragen karakter. Een tweede thema, fugatisch ingezet door de houtblazers, vergezelt het basthema voortdurend. De laatste variatie, welke de medewerking van het gehele orkest eist, geeft het basthema in de verbreding. III. - Een hoekig, snel deel met een schertsend thema in de fagot, dat verder in de trompetten wordt ontwikkeld. Het tweede thema verschijnt het eerst in de hobo. Beide thema's ontplooien zich op een
markant rhythmisch fond van de strijkers. IV. - Een stukje van een uitgesproken lyrisch karakter, geschreven voor houtblazers, harp en strijkorkest. Na enkele inleidende maten van het strijkorkest exposeren de blazers, die bijna voortdurend solistisch behandeld zijn, de thema's. Het vierde deel gaat zonder rustpoos over in het vijfde deel. V. - Het vijfde deel is, evenals het vorige, in een driedelige vorm geschreven. Het heeft drie thema's, waarvan het tweede en het derde de belangrijkste zijn. In het middenstuk treedt het derde thema op. Het tweede en derde thema worden samen verwerkt, waarna een voortdurende climax tot het slot voert. - WILLEM VAN OTTERLOO