componist
Jan van Vlijmen componeert kamermuziek, opera's, liederen en orkestwerken. Zijn oeuvre is sterk beïnvloed door de seriële muziek van Arnold Schönberg. Ook voelt hij zich aangetrokken tot de weelderige klankpatronen ...
gerelateerde werken
Genre:
Opera, muziektheater
Subgenre:
Muziektheater
Bezetting:
soloists 3GK4 rec 0340 3sax 0331 2g el.cemb cembalet clavinet pianet 5el.org 2pf 4vla 5vc cb electronics
Kwintet : voor blaaskwintet of andere instrumenten, 1996 / Martijn Padding
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Variabele instrumentatie; Klarinet; Saxofoon; Andere combinaties van strijkinstrumenten
Bezetting:
fl ob cl fg h / 5cl / 5sax / 2vl vla 2vc
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Andere combinaties van strijkinstrumenten
Bezetting:
vl vla vc cb
Sextet for strings : (one movement), 1996-1997 / Rudi Martinus van Dijk
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Andere combinaties van strijkinstrumenten
Bezetting:
2vl 2vla 2vc
compositie
Quintetto per archi : 1995-1996 / Jan van Vlijmen
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 18-12-1997 - De Unie, Rotterdam - Schönberg Kwartet en Nobuko Imai).
Het uitgangspunt voor het componeren van dit werk was de rol van de vijfde speler ten opzichte van de zo hechte, misschien wel volmaakte samenstelling van het strijkkwartet. In dit strijkkwintet is sprake van een soort gevecht dat zich afspeelt tussen de extra alt en het kwartet, de strijd tussen de eenling en het collectief. In zekere zin is deze alt een soort indringer; het monolithische karakter van het ensemble wordt bedreigd door een outsider. Wat zich in dit werk in feite voltrekt is de teloorgang van het solisme. Geleidelijk aan wordt - om het negatief te formuleren - de positie van de vijfde speler ondermijnd. Men zou ook kunnen zeggen - en dat klinkt veel positiever - dat de positie van de vijfde speler plaatsmaakt voor een algehele integratie; de alt versmelt met het ensemble en er ontstaat een nieuwe eenheid. Deze gedachte is op de volgende wijze vormgegeven. Er zijn twee hoofdbewegingen, die op alternerende wijze in elkaar grijpen. In beide afzonderlijke bewegingen voltrekt
zich een proces: in de ene beweging, die wordt gedomineerd door de (solo?-)alt ondergaat de luisteraar de afnemende betekenis van de solistische rol die deze speler aanvankelijk was toebedeeld. In de andere beweging, waarbij het ensemble het voor het zeggen heeft, is sprake van een toenemende betekenis van het kwartet dat bezig is een kwintet te worden.
Het werk bestaat uit acht delen, die zonder onderbreking in elkaar overgaan. De delen een, drie, vijf en zeven worden gedomineerd door de "indringer". De duur van deze delen wordt gaandeweg korter en de betekenis van de solistische rol wordt allengs minder. In de delen twee, vier en zes is de hoofdrol weggelegd voor het ensemble, inclusief de tweede alt. Déze delen, in de partituur aangeduid als intermezzi, nemen steeds meer in betekenis toe en worden ook langer van duur.
Worden de vier delen waarin de extra alt de boventoon voert beheerst door lyriek en expressie, de andere delen - waarbij het ensemble dus het hoogste woord heeft - kenmerken zich daarentegen door snelheid, ritmische vitaliteit en energie. Het achtste deel tenslotte is een echte finale. In dit deel heeft de integratie zich definitief voltrokken (of: is de hegemonie van de "indringer" definitief ondermijnd?) en het is tevens het slotstuk van de delen twee, vier en zes. - JAN VAN VLIJMEN