gerelateerde werken
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Piano
Bezetting:
pf
Pythagoras : II. string quartet, (op. 20), 1979 / Daniel Brozak
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
Eva Naughty : for string quartet / Chiel Meijering
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
OhEngelOh : for string quartet / Max Knigge
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
compositie
Spring quartet : (Sightseeing V), strings, 1971 / Joep Straesser
Overige auteurs:
Beethoven, Ludwig van
(Op een thema van)
Straesser, Joep
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 12 januari 1975 - NOS-radio Hilversum - Gaudeamus Kwartet).
Spring Quartet (Sightseeing V) neemt in mijn werk een bijzondere plaats in. Het sluit, te zamen met het in hetzelfde jaar gecomponeerde pianowerk Intersections III, een periode af waarin ik mij bezighield met de toepassing van streng-seriële technieken. Daarbij is het een van de zeer weinige stukken in mijn oeuvre dat niet in opdracht is geschreven.
Muziek voor alleen strijkers neemt in mijn werk een zeer bescheiden plaats in. Ik voel mij van nature blijkbaar meer aangetrokken tot het schrijven voor blaasinstrumenten, slagwerk en de menselijke stem. Na het, naar mijn mening, niet geslaagde Strijkkwartet II (1966) - het eerste strijkkwartet is een jeugd werk - achtte ik het noodzakelijk mij nog eens diepgaand bezig te houden met alle problemen die het schrijven voor strijkers met zich meebrengt. Van deze studie is dit stuk het resultaat.
Dat het werk bovendien is bedoeld als een hommage aan Ludwig van Beethoven komt voort uit het feit dat met name zijn cis-moll Kwartet opus 131 bij mijn heroriëntatie ten opzichte van het schrijven voor strijkers een belangrijke rol speelde. In het eerste en laatste gedeelte van het Spring Quartet is het 4-tonige beginmotief van opus 131 verwerkt.
Het werk valt in twee grote delen uiteen. In de eerste helft van het stuk wordt het strijkkwartet behandeld als één homogene groep van vier instrumenten die in klank zoveel mogelijk met elkaar versmelten. Het kwartet wordt behandeld alsof het één instrument was.
In de tweede helft is er voortdurend sprake van een splitsing in twee muzikale lagen die aanvankelijk steeds gelijktijdig en in het slotgedeelte afwisselend tot klinken komen. Hierbij is gestreefd naar een grote contrastwerking in kleur en speelmanieren tussen de vier strijkers. In feite geeft het laatste gedeelte van het stuk een combinatie te horen van beide uitgangspunten. Extreme versmelting - het spelen in octaven - en extreme contrastwerking in de vorm van een rijk palet van kleureffecten en bijzondere speelmanieren, staan tegenover elkaar. - JOEP STRAESSER